Thema 3 Stofwisseling basisstof 4 Voortgezette assimilatie

Nog 2 dagen....
Kjeld Nuis en Lindsay van Zundert
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Nog 2 dagen....
Kjeld Nuis en Lindsay van Zundert

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
  • Je kunt de chemosynthese beschrijven
  • je kunt de voortgezette assimilatie beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

chemosynthese
  • fotosynthese - glucoseproductie met behulp van lichtenergie.
        - planten en cyanobacterieën (blauwalg)
  • chemosynthese - glucoseproductie met behulp van energie uit chemische stoffen (oxidatie van een anorganische stof) 
        - chemoautotrofe bacterien: zwavelbacteriën (black smokers),                       nitrietbacteriën, nitraatbacteriën (stikstofkringloop)

oxidatie = reageren met zuurstof

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

H-donor 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

wat doet de bacterie met de vrijgekomen energie/elektronen na oxidatie?
A
de energie wordt tijdelijk opgeslagen als /in ATP
B
de elektronen worden tijdelijk opgeslagen als /in NADPH,H+
C
de energie wordt meteen gebruikt om glucose te vormen
D
de energie wordt gebruikt om een C3-suiker te vormen

Slide 7 - Quizvraag

Welke reactie van de fotosynthese heeft een overeenkomstige functie als de chemosynthese
A
lichtreactie
B
donkerreactie

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Voortgezette assimilatie
vanuit gevormde glucose worden grotere organische moleculen gemaakt

 
 gebeurt in alle organismen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

opbouw koolhydraten

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welke koolhydraten kan een sporter het best eten tijdens een olympische finale? (bekijk Binas 67F)
A
monosachariden
B
disachariden
C
polysachariden

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het voordeel voor de osmotische waarde in de bladcel als een plant glucose direct omzet in zetmeel?

Slide 17 - Open vraag

Bouw aminozuren:
- C-atoom en H-atoom
- Aminogroep (-NH2)
- Carboxylgroep (-COOH)
- Restgroep (R)


  • Er bestaan 20 aminozuren
  • Eiwitten zijn polymeren van aminozuren

Assimilatie eiwitten 

Slide 18 - Tekstslide

twee aminozuren koppelen

Slide 19 - Tekstslide

Bekijk BiNaS 67F en H - Welke twee elementen komen wel voor in eiwitten maar niet in koolhydraten?
A
waterstof en zwavel
B
koolstof en stikstof
C
waterstof en koolstof
D
stikstof en zwavel

Slide 20 - Quizvraag

In welke vorm halen planten stikstof uit de grond?
A
Nitraat
B
Fosfaat
C
Koolstofdioxide
D
Ammoniak

Slide 21 - Quizvraag

Eiwitopbouw bij planten
  • Planten kunnen uit glucose en nitraat eiwit maken
  • Soms ook sulfaat nodig (cysteïne, methionine) 
  • nitraat en sulfaat via wortels opgenomen
Binas 93G 

Slide 22 - Tekstslide

Eiwitopbouw bij dieren
  • Dieren kunnen uit glucose geen eiwitten maken 
  • Kunnen wel eiwitten binnenkrijgen via voedsel, waarbij ze de aminozuren afbreken en weer opbouwen
  • Sommige aminozuren kunnen dan nog niet gemaakt worden -->  Deze moeten zelf in je voeding zitten: essentiële aminozuren. 

Slide 23 - Tekstslide

Verdere
 structuur eiwitten

Slide 24 - Tekstslide

Hemoglobine

Slide 25 - Tekstslide

Waarom zijn zwavelbruggen in een enzym belangrijk voor de werking?
A
zwavel is een katalysator
B
zwavel zorgt voor juiste pH
C
zwavel zorgt voor juiste vorm van enzym
D
zwavel is helemaal niet belangrijk

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen eiwit?
A
Receptor
B
Cellulose
C
Testosteron
D
Amylase

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel verschillende aminozuren kennen we?
A
20
B
48
C
64
D
126

Slide 28 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Lees paragraaf 3.4: Voortgezette assimilatie t/m blz 34
  • Paragraaf 3.4: maken 40, 41, 42
  • Bekijk BiNaS 67F, H

Slide 29 - Tekstslide

Assimilatie vetten 
vetten worden ook wel lipiden genoemd

Meestal opgebouwd uit:
  • glycerolmolecuul
  • 3 vetzuurmoleculen (triglyceride)


Slide 30 - Tekstslide

Vetten
+ 3 H2O

Slide 31 - Tekstslide

Verzadiging vetten
  • verzadigde vetten: heeft het maximale aantal waterstofatomen. Het vetzuur heeft een rechte vorm.

  • (meervoudig) onverzadigde vetten: heeft niet het maximale aantal waterstofatomen --> bevat één of meerdere dubbele bindingen tussen C-atomen. Heeft vetzuur heeft geen rechte vorm. 

Slide 32 - Tekstslide

vetten - fosfolipiden
  • bestanddeel van celmembranen
  • één vetzuur is vervangen door een fosfaatgroep
  • vetstaarten hydrofoob


Slide 33 - Tekstslide

vetten
- fosfolipiden

Slide 34 - Tekstslide

Kennen jullie alle stoffen nog?

Slide 35 - Tekstslide


A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit

Slide 36 - Quizvraag


A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit

Slide 37 - Quizvraag

Welke stof is dit?
A
Glucose
B
Vet
C
Eiwit
D
Zetmeel

Slide 38 - Quizvraag

Wat is een enzym?
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal

Slide 39 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Lees paragraaf 3.4: Voortgezette assimilatie 
  • Paragraaf 3.4: maken 40 t/m 48
  • Bekijk BiNaS 67F, G, H

Slide 40 - Tekstslide