Klinisch redeneren- redeneerhulpen 18 VP (2)

Klinisch redeneren
Welke redeneerhulpen kun je gebruiken?


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren
Welke redeneerhulpen kun je gebruiken?


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van de les
1. Aan het eind van de les weet je wat klinisch redeneren is
2. Je weet ook wat kritische momenten zijn in het klinisch redeneren.
3. Je weet minimaal 4 redenatie hulpen te benoemen en kunt uitleggen hoe ze werken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
1. Wat is klinisch redeneren en wat heb je ervoor nodig?
2. Redeneerhulpen, wat weet je nog?
3. Opdracht over redeneerhulpen
4. Oefenen met klinisch redeneren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is klinisch redeneren?
Het is de kern van jouw inschattingsvermogen als zorgverlener. Hierop ga je bepalen wat je vindt van de situatie maar ook wat je denkt dat er moet gebeuren en waarom. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je concreet?
1. Monitoren zorgvrager
2. Risico inschatten
3. Bepalen of interventie nodig is
4. Bepalen of extra monitoring nodig is
5. Monitoren effect van de interventie
Terug naar 1!
Dus een continue proces!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig voor klinisch redeneren?
1. Kennis van anatomie, patho fysiologie, medicijnen.
2. Ervaring
3. Analytisch vermogen
4. Kritisch denken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het officiële overdrachtsprotocol in Nederland?
A
SIRS
B
SBARR
C
EWS
D
ABCDE

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar over redeneerhulpen?
A
Er is geen kennis voor nodig
B
Ze vervangen kennis en ervaring nooit
C
Alleen voor onervaren medewerkers
D
Zijn alleen voor artsen bedoeld

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1
2
4
5
3
6
Aanvullend klinisch onderzoek
Orientatie situatie
Klinisch probleem-stelling
klinisch beleid
klinisch verloop
Nabeschouwing

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EWS
Early Warning Score
verslechtering van patiënt vroegtijdig signaleren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Zorgthema's nog in ontwikkeling:
  • psychisch functioneren
  • Stem & Spraak
  • Sensorische functies & pijn
  • Bewegingsapparaat
  • Activiteiten & participatie
  • Zelfmanagement
Even oefenen met klinisch redeneren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mw Bakker heeft al een dag niet geplast. Wat kan er aan de hand zijn?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hr Krabbendam geef je diclofenac omdat hij pijn heeft na een heupoperatie. Na enkele uren krijgt hij last van zijn maag en pijn achter zijn borstbeen. Waar denk je aan? Wat is je interventie? Wat doe je daarna?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hr Kramer ligt op jou afdeling. Het valt je op dat dhr. wat rode ontlasting heeft. Waar denk je aan?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de doelen behaald?
1. Aan het eind van de les weet je wat klinisch redeneren is
2. Je weet ook wat kritische momenten zijn in het klinisch redeneren.
3. Je weet minimaal 4 redenatie hulpen te benoemen en kunt uitleggen hoe ze werken.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies