Lezen: Nieuwsbegrip week 03 Kloof tussen arm en rijk
Lezen non fictie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lezen non fictie
Slide 1 - Tekstslide
Lezen fictie
SJAKIE EN DE CHOCOLADEFABRIEK GOUDEN BOEK
week 4 2024
Slide 2 - Tekstslide
Programma
1) Voorkennis ophalen (wat weet je al?).
2) Inhoud van de tekst voorspellen.
3) Video bekijken.
4) Docent leest een deel van de tekst hardop denkend voor
en lost onduidelijkheden op.
5) Leerlingen lezen om de beurt een deel van de tekst hardop voor
en lossen onduidelijkheden op.
6) Terugkijken naar de doelen.
Slide 3 - Tekstslide
Doelen
1) Ik kan onduidelijkheden in de tekst oplossen door
de betekenis van het woord te voorspellen
en de betekenis te checken.
2) Ik kan de hoofdzaak van de tekst vertellen.
3) Ik kan respectvol samenwerken.
Slide 4 - Tekstslide
Schema woordraadstrategieën
Is het mogelijk om de betekenis van het onbekende woord af te leiden uit de afbeelding, de tekst of het woord? Voorspel de betekenis. Check zo nodig de betekenis. Kijk in het woordenboek. Klopt de voorspelling?
afbeel-ding
uitleg in de tekst
syno-niem
tegen-stelling
voor-beeld
woord
niet in de tekst
Klopt het?
ja/nee
Slide 5 - Tekstslide
Schema woordraadstrategieën
in vervulling gaan, het exemplaar, bekronen, schuilgaan, het perspectief, de karikatuur, inspireren, kwetsend, de ingreep
afbeel-ding
uitleg in de tekst
syno-niem
tegen-stelling
voor-beeld
woord
niet in de tekst
Klopt het?
ja/nee
Slide 6 - Tekstslide
Voorzitter zijn
Bij een aantal alinea's is de docent de voorzitter.
Bij een aantal alinea's is een leerling de voorzitter.
Taken van de voorzitter
1) Hij/zij zorgt ervoor dat de leerlingen de werkwijze volgen.
2) Hij/zij geeft beurten.
3) Hij/zij zorgt ervoor dat iedereen meedoet.
Slide 7 - Tekstslide
Doelen 1) Ik kan onduidelijkheden in de tekst oplossen door de betekenis van het woord te voorspellen en de betekenis te checken.
2) Ik kan de hoofdzaak vertellen. 3) Ik kan respectvol samenwerken.
Werkwijze 1) Lees allemaal de alinea in stilte.
2) Zet een streep onder onduidelijkheden, zoals onbekende woorden.
3) ...., lees de alinea hardop. Voorspel de betekenis van onbekende
woorden.
4) Check de betekenis en schrijf hem op.
5) Lees de tekst opnieuw in stilte.
Klaar 1) Leer de woorden. 2) Overhoor elkaar de woorden.
Slide 8 - Tekstslide
Vragen?
Heb je nog vragen?
Slide 9 - Tekstslide
Doelen
1) Ik kan onduidelijkheden in de tekst oplossen door
de betekenis van het woord te voorspellen
en de betekenis te checken.
2) Ik kan de hoofdzaak van de tekst vertellen.
3) Ik kan respectvol samenwerken.
Slide 10 - Tekstslide
Ik kan onduidelijkheden in de tekst oplossen door de betekenis van het woord te voorspellen en de betekenis te checken.
A
Ja, ik kan het.
B
Ja, ik kan het een beetje.
C
Ik heb nog hulp nodig.
Slide 11 - Quizvraag
Ik vind het onderwerp interessant.
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Programma
1) Quiz woordenschat.
2) Video opnieuw bekijken.
3) Voorgelezen tekst meelezen.
4) In groepjes de opdrachten maken.
5) Terugkijken naar de doelen.
Slide 13 - Tekstslide
Doelen
1) Ik kan respectvol samenwerken.
2) Ik kan informatie geven over de schrijver Roald Dahl
3) Ik weet welke boeken hij geschreven heeft
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Open vraag
Taken tijdens het samenwerken
Voorzitter 1) Hij/zij zorgt ervoor dat de leerlingen de werkwijze volgen.
2) Hij/zij geeft beurten.
3) Hij/zij zorgt ervoor dat iedereen meedoet.
Tijdbewaker 1) Let op de tijd.
2) Zorgt er samen met de voorzitter voor dat er doorgewerkt wordt.
Sfeerbewaker Zorgt ervoor dat er respectvol samengewerkt wordt.
Opzoeker Zoekt de woorden op in het digitale woordenboek.
Slide 16 - Tekstslide
Doelen 1) Ik kan respectvol samenwerken. 2) Ik kan informatie geven over de kloof tussen arm en rijk.
Opdrachten maken. Maak opdracht ________________
1) De voorzitter zegt welke leerling een opgave mag lezen.
2) Alle leerlingen zoeken het antwoord in de tekst en zetten een haakje
aan het begin en een haakje het eind van het antwoord. ( ) de haakjes
3) De leerling die aan de beurt is, geeft antwoord.
4) De leerlingen bespreken het antwoord en schrijven hetzelfde op.
Hulp nodig? De docent loopt rondes. Tijd: ____ minuten.
Klaar? De informatie (zie doelen) aan elkaar vertellen (zonder papier).