3bk - Les 5 P2- herhaling Kapitel 2

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 3

Gutentag

am 7.12.2021

Klassenarbeit

Kapitel 2

Kapitel 2

    B: kloktijden

    C: Vraagwoorden

D: pers vnw na een voorzetsel

    E: geslachten van de zelfstandig naamwoorden

F: sterke werkwoorden met wissel a /ä (KADER)

Het is kwart over 1.

Kapitel 2

    B: kloktijden

    C: Vraagwoorden

D: pers vnw na een voorzetsel

    E: geslachten van de zelfstandig naamwoorden

F: sterke werkwoorden met wissel a /ä (KADER)

Zoek de juiste vraagwoorden bij elkaar!

hoe?

waar?

waarvandaan?

wat?

wie?

wanneer?

wann?

woher?

wie?

wo?

Was?

wer?

Kapitel 2

    B: kloktijden

    C: Vraagwoorden

D: pers vnw na een voorzetsel

    E: geslachten van de zelfstandig naamwoorden

F: sterke werkwoorden met wissel a /ä (KADER)

Met jou valt niet te praten.
Mit ... kann man nicht reden.

1. du
2. dir
3. dich

Dat heb ik u gezegd.
Das habe ich ... gesagt.

1. Sie
2. Ihnen
3. Ihr
4. Ihre

Die tas is van mij.
Diese Tasche ist von ... .

1. ich
2. mich
3. mir
4. mein

Ik heb met jullie gezwommen.
Ich habe mit ... geschwommen.

1. euch
2. euer

VERTAAL: Ik blijf bij jou .
Ich bleibe bei ... .

VERTAAL: Door hem ben ik mijn spullen kwijt.
..... ... habe ich meine Sachen verloren.

Grammatik A:

De geslachten van de zelfstandige naamwoorden

... Mannschaft

1. der
2. die
3. das

Der / Die / Das?
Bett

Der, die oder das?
Freitag

1. der
2. das
3. die

der, die oder das?

Königin

1. der
2. die
3. das

der, die oder das?

Brötchen

1. der
2. die
3. das

... Sommer

1. die
2. der
3. das

der, die oder das?
Sauberkeit

1. der
2. die
3. das

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

fahre

fährst

fahren

fährt

fahrt

fahren

er (schlafen)

1. schlaft
2. schlift
3. schläft
4. schläfest

Was hij zich?
... er sich?

1. Wascht
2. Wäscht

Lopen jullie vaak hard?
... ihr oft?

1. Läuft
2. Laufen
3. Lauft
4. Läufen

Ik draag vaak jurken.
Ich ... oft Kleider.

1. trage
2. träge

Van welk hele werkwoord komt de vorm 'sieht'?

Van welk hele werkwoord komt de vorm 'nimmt'?

Van welke hele werkwoord komt de vorm 'gibt'?

du (helfen)

1. helfst
2. hilfst
3. hilft
4. helfest

du (gehen)

1. gihst
2. giehst
3. gehst
4. gehest

zij geeft - sie (geben)

1. gebt
2. gibst
3. gibt
4. giebst

samengevat

Sterk ww- hoor je door klankverandering

korte klank -e- in het sterke ww -> -i

lange klank -ee- in het sterke ww -> -ie

bij: du , er/sie/es

Sterke ww met -a in de stam wordt -ä

bij: du, er/ sie/es

auf wiedersehen