Woordenschat herhalen + week 2 B versie
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent vermoedelijk?
Elise komt vermoedelijk om zeven uur.
Elise komt vermoedelijk om zeven uur.
A
werkelijk, echt
B
toevallig, soms
C
nooit, niet
D
waarschijnlijk, misschien
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent beweren?
Wat beweer jij precies?
Wat beweer jij precies?
A
hopen dat het zo is
B
denken dat het zo is
C
zeggen dat het zo is
D
verzinnen dat het zo is
Slide 3 - Quizvraag
Wat betekent terugdeinzen voor?
Daar deinsde hij voor terug.
Daar deinsde hij voor terug.
A
betalen wat geleend is, terugbetalen
B
bang zijn voor, terugschrikken
C
naar huis gaan, terugkeren
D
iets niet willen weten
Slide 4 - Quizvraag
Wat betekent klaarstomen?
Een hulphond wordt in 2 jaar klaargestoomd voor zijn werk.
Een hulphond wordt in 2 jaar klaargestoomd voor zijn werk.
A
in een lange tijd voorbereiden
B
in een korte tijd verzorgen
C
voor een korte tijd bezighouden
D
in een korte tijd voorbereiden
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent het bezwaar?
Heb je daar bezwaar tegen?
Heb je daar bezwaar tegen?
A
de reden waarom je iets goed vindt
B
de reden waarom je iets niet goed vindt
C
de reden waarom je iets graag wilt
D
de reden waarom je iets niet graag wilt
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent omstreden?
Het is een omstreden wet
Het is een omstreden wet
A
waarover iedereen dezelfde mening heeft
B
waarover veel onduidelijkheid bestaat
C
waarover veel verschil van mening bestaat
D
waarover iedereen zwijgt
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat betekent tevergeefs?
Taco probeerde haar tevergeefs te vergeten.
Taco probeerde haar tevergeefs te vergeten.
A
met veel plezier
B
zonder resultaat
C
met veel tegenzin
D
zonder moeite
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent uitsluiten?
Barbara kan deze mogelijkheid uitsluiten
Barbara kan deze mogelijkheid uitsluiten
A
denken dat iets niet gaat lukken
B
denken dat iets niet mogelijk is
C
denken dat iets zeker gaat gebeuren
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent toegankelijk?
Het museum is toegankelijk voor rolstoelen.
Het museum is toegankelijk voor rolstoelen.
A
iedereen kan erbij of erheen
B
je kunt er alleen op uitnodiging bij of heen
C
niemand kan erbij of erheen
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent lak hebben aan?
Ze hebben lak aan onze mening.
Ze hebben lak aan onze mening.
A
zich nergens zorgen om maken
B
zich overal aan storen of ergeren
C
zich niets aantrekken van
D
zich overal zorgen over maken
Slide 12 - Quizvraag
Wat betekent weerhouden?
Bart laat zich er niet door weerhouden.
Bart laat zich er niet door weerhouden.
A
ophouden
B
nakomen
C
gek maken
D
tegenhouden
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent oorspronkelijk?
Mijn fiets was oorspronkelijk van mijn zus.
Mijn fiets was oorspronkelijk van mijn zus.
A
nooit
B
eerst(e)
C
later(e)
D
misschien
Slide 14 - Quizvraag
Hoe luidt dit spreekwoord?
Slide 15 - Open vraag
En wat betekent
'De hond in de pot vinden?'
'De hond in de pot vinden?'
Slide 16 - Open vraag
Hoe luidt het spreekwoord?
Slide 17 - Open vraag
En wat betekent
'Je moet geen slapende honden wakker maken'?
'Je moet geen slapende honden wakker maken'?
Slide 18 - Open vraag
Hoe luidt dit spreekwoord?
Slide 19 - Open vraag
En wat betekent
'Het is hondenweer!'
'Het is hondenweer!'
Slide 20 - Open vraag
Hoe luidt het spreekwoord?
Slide 21 - Open vraag
En wat betekent
'Zo ziek als een hond zijn'?
'Zo ziek als een hond zijn'?
