In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Wat doen we vandaag?
- Herhaling stof vorige week
- lesdoelen bespreken
- interactieve instructie
- zelfstandig aan de slag (als er nog tijd is)
Je hebt nodig:
- laptop om LessonUp mee te gebruiken
- boek open op bladzijde 114
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen vorige week
Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden.
Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
Ik kan bijzonderheden in werkwoordspelling uitleggen.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel: Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen: tegenwoordige tijd.
Mijn dochter (bereiden) alles heel goed voor voordat ze (verhuizen).
Slide 3 - Open vraag
Leerdoel: Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen: verleden tijd.
Josje (stoten) haar knie zo hard dat zij zich (verwonden).
Slide 4 - Open vraag
Leerdoel: Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
Heb jij dat online (bestellen)?
Slide 5 - Open vraag
Leerdoel: Ik kan bijzonderheden in werkwoordspelling uitleggen.
Max Verstappen (daten) met de Braziliaanse Kelly Piquet.
Slide 6 - Open vraag
Wat nu?
Welke van de vorige vragen je goed hebt beantwoord. Het leerdoel dat hierbij hoort, beheers je waarschijnlijk.
Welke van de vorige vragen had je fout? Het leerdoel dat hierbij hoort, beheers je nog niet. Oefen hier nog mee met de opdrachten in Kern.
Slide 7 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van deze week:
Ik weet wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer welk leesteken.
Ik kan in een zin of tekst de juiste hoofdletters en leestekens invullen.
Ik kan uitleggen hoe interpunctie of hoofdlettergebruik de betekenis van een woord of zin bepaalt.
Ik weet wat de interviewopdracht inhoudt.
Ik ga iemand zoeken om te interviewen.
Wat heb je hieraan in het leven?
Slide 8 - Tekstslide
Je zult altijd hoofdletters en leestekens moeten gebruikt. Word herkent bijna geen hoofdletter- en leestekenfouten. Daarom moet je de regels zelf kennen.
Je gaat interviewen zodat je leert om een goed gesprek te voeren. Dat is waardevol, want je gaat heel veel gesprekken voeren in je leven.
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdletters
Lees op bladzijde 114 de uitleg onder het kopje 'Hoofdletters'
Klaar? Lees ook alvast de uitleg onder het kopje 'Leestekens 1'
Slide 10 - Tekstslide
In welke twee zinnen worden de hoofdletters juist gebruikt?
A
's Avonds wordt het in de winter vroeg donker.
B
'S avonds wordt het in de winter vroeg donker.
C
Er is al jaren geen elfstedentocht meer geweest.
D
Er is al jaren geen Elfstedentocht meer geweest.
Slide 11 - Quizvraag
In welke twee zinnen worden de hoofdletters juist gebruikt?
A
De serie The Queen's Gambit maakt schaken weer populair.
B
De serie the queen's gambit maakt schaken weer populair.
C
Ik ga het liefst op vakantie naar het zuiden, het liefst naar Zuid-Frankrijk.
D
Ik ga het liefst op vakantie naar het Zuiden, het liefst naar zuid-Frankrijk.
Slide 12 - Quizvraag
In welke zin worden de hoofdletters juist gebruikt?
A
In Juni is Mevrouw van Kaak jarig, zij was liever met Kerst jarig geweest.
B
In Juni is mevrouw Van Kaak jarig, zij was liever met kerst jarig geweest.
C
In juni is Mevrouw van Kaak jarig, zij was liever met kerst jarig geweest.
D
In juni is mevrouw Van Kaak jarig, zij was liever met Kerst jarig geweest.
Slide 13 - Quizvraag
Leestekens 1
Lees op bladzijde 114 de uitleg onder het kopje 'Leestekens 1'
Klaar? Lees alvast de uitleg 'Leestekens 2' op bladzijde 116.
Slide 14 - Tekstslide
Typ onderstaande zin over, plaats punten, uitroeptekens, vraagtekens en komma's waar nodig.
als jij niet belt bel ik zelf wel even
Slide 15 - Open vraag
Typ onderstaande zin over, plaats punten, uitroeptekens, vraagtekens en komma's waar nodig.
ik was het niet het was volgens mij Joris die jongen die gisteren ook mee voetbalde
Slide 16 - Open vraag
Typ onderstaande zin over, plaats punten, uitroeptekens, vraagtekens en komma's waar nodig.
hou daarmee op esther
Slide 17 - Open vraag
Leestekens
Lees op bladzijde 116 de uitleg onder het kopje 'Leestekens 2'
Klaar? Pak je rust en houd je mond.
Slide 18 - Tekstslide
In welke zin worden aanhalingstekens juist gebruikt?
A
Vergeet niet zei de docent dat de deadline 16 december is. '
B
'Vergeet niet' zei de docent dat de deadline 16 december is.
C
'Vergeet niet', zei de docent, 'dat de deadline 16 december is'.
D
'Vergeet niet,' zei de docent, 'dat de deadline 16 december is.'
Slide 19 - Quizvraag
Welke van de twee zinnen is juist gespeld?
A
Zo ga je om met tegenslag: accepteren en vooruit kijken.
B
Zo ga je om met tegenslag: Accepteren en vooruit kijken.
Slide 20 - Quizvraag
Interviewopdracht
De stof uit les 27 en les 28 heb je nodig om de interviewopdracht tot een goed einde te brengen.
Dit geldt ook voor de Kernlessen die we komende weken behandelen.
Slide 21 - Tekstslide
Interviewopdracht
Lees uit het opdrachtenboekje stap 1 en stap 2 door.
Klaar? Lees alvast verder.
Slide 22 - Tekstslide
Waar moet een goede interviewvraag aan voldoen?
Slide 23 - Woordweb
Leerdoelen
Aan het einde van deze week:
Ik weet wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer welk leesteken.
Ik kan in een zin of tekst de juiste hoofdletters en leestekens invullen.
Ik kan uitleggen hoe interpunctie of hoofdlettergebruik de betekenis van een woord of zin bepaalt.