Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden.
Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
Ik kan bijzonderheden in werkwoordspelling uitleggen.
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoel: Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen: tegenwoordige tijd.
Mijn dochter (bereiden) alles heel goed voor voordat ze (verhuizen).
Slide 4 - Open vraag
Leerdoel: Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen: verleden tijd.
Josje (stoten) haar knie zo hard dat zij zich (verwonden).
Slide 5 - Open vraag
Leerdoel: Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
Heb jij dat online (bestellen)?
Slide 6 - Open vraag
Leerdoel: Ik kan bijzonderheden in werkwoordspelling uitleggen.
Max Verstappen (daten) met de Braziliaanse Kelly Piquet.
Slide 7 - Open vraag
Wat nu?
Kijk welke van de vorige vragen je goed hebt beantwoord. Het leerdoel dat hierbij hoort, beheers je waarschijnlijk.
Welke van de vorige vragen had je fout? Het leerdoel dat hierbij hoort, beheers je nog niet. Oefen hier nog mee met de opdrachten in Kern.
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van deze week:
Ik weet wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer welk leesteken.
Ik kan in een zin of tekst de juiste hoofdletters en leestekens invullen.
Ik kan uitleggen hoe interpunctie of hoofdlettergebruik de betekenis van een woord of zin bepaalt.
Ik weet wat de interviewopdracht inhoudt.
Ik ga iemand zoeken om te interviewen.
Wat heb je hieraan in het leven?
Slide 9 - Tekstslide
Je zult altijd hoofdletters en leestekens moeten gebruiken. Word herkent bijna geen hoofdletter- en leestekenfouten. Daarom moet je de regels zelf kennen.
Je gaat interviewen zodat je leert om een goed gesprek te voeren. Dat is waardevol, want je gaat heel veel gesprekken voeren in je leven.
Slide 10 - Tekstslide
Interviewopdracht
De stof uit les 5 (werkwoordspelling), les 8 (hoofdletters) en les 9 (leestekens) heb je nodig om de interviewopdracht tot een goed einde te brengen.
Dit geldt ook voor de Kernlessen die we komende weken behandelen.
Slide 11 - Tekstslide
Interviewopdracht
Lees uit het opdrachtenboekje stap 3 en stap 4 door.
Klaar? Lees alvast verder.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is de beste interviewvraag die je hebt bedacht?
Slide 13 - Woordweb
Hoofdletters
Lees op bladzijde 188 de uitleg onder het kopje 'Hoofdletters'.
Klaar? Lees ook alvast de uitleg over leestekens op blz. 190.
Slide 14 - Tekstslide
In welke twee zinnen worden de hoofdletters juist gebruikt?
A
's Avonds wordt het in de winter vroeg donker.
B
'S avonds wordt het in de winter vroeg donker.
C
Er is al jaren geen elfstedentocht meer geweest.
D
Er is al jaren geen Elfstedentocht meer geweest.
Slide 15 - Quizvraag
In welke twee zinnen worden de hoofdletters juist gebruikt?
A
De serie The Queen's Gambit maakt schaken weer populair.
B
De serie the queen's gambit maakt schaken weer populair.
C
Ik ga het liefst op vakantie naar het zuiden, het liefst naar Zuid-Frankrijk.
D
Ik ga het liefst op vakantie naar het Zuiden, het liefst naar zuid-Frankrijk.
Slide 16 - Quizvraag
In welke zin worden de hoofdletters juist gebruikt?
A
In Juni is Mevrouw van Kaak jarig, zij was liever met Kerst jarig geweest.
B
In Juni is mevrouw Van Kaak jarig, zij was liever met kerst jarig geweest.
C
In juni is Mevrouw van Kaak jarig, zij was liever met kerst jarig geweest.
D
In juni is mevrouw Van Kaak jarig, zij was liever met Kerst jarig geweest.
Slide 17 - Quizvraag
Leestekens
Lees op bladzijde 190 en 191 de uitleg onder het kopje 'Leestekens'.
Slide 18 - Tekstslide
Typ onderstaande zin over, plaats punten, uitroeptekens, vraagtekens en komma's waar nodig.
als jij niet belt bel ik zelf wel even
Slide 19 - Open vraag
Typ onderstaande zin over, plaats punten, uitroeptekens, vraagtekens en komma's waar nodig.
ik was het niet het was volgens mij Joris die jongen die gisteren ook mee voetbalde
Slide 20 - Open vraag
Typ onderstaande zin over, plaats punten, uitroeptekens, vraagtekens en komma's waar nodig.
hou daarmee op esther
Slide 21 - Open vraag
In welke zin worden aanhalingstekens juist gebruikt?
A
Vergeet niet zei de docent dat de deadline 16 december is. '
B
'Vergeet niet' zei de docent dat de deadline 16 december is.
C
'Vergeet niet', zei de docent, 'dat de deadline 16 december is'.
D
'Vergeet niet,' zei de docent, 'dat de deadline 16 december is.'
Slide 22 - Quizvraag
Welke van de twee zinnen is juist gespeld?
A
Zo ga je om met tegenslag: accepteren en vooruit kijken.
B
Zo ga je om met tegenslag: Accepteren en vooruit kijken.
Slide 23 - Quizvraag
Feedback op jullie teksten
Wat gaat goed bij de meesten?
Afwisseling in zinslengte
Spelling
Verdeling alinea's
Slide 24 - Tekstslide
Feedback op jullie teksten
Wat kan beter?
Weinig gevoel, veelal feiten.
Geschreven als een opsomming
Wat vind je beter?
Ik heb een kat, hij heet Freddie. Hij is 6 jaar en hij komt uit het asiel.
Mijn favoriete huisgenoot heet Freddie, hij is zwart met wit en heel zacht. Het is mijn kat. Ik heb hem uit het asiel gehaald en hou heel veel van hem, want ik kan alles tegen hem vertellen zonder dat hij iets doorvertelt.
Slide 25 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van deze week:
Ik weet wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer welk leesteken.
Ik kan in een zin of tekst de juiste hoofdletters en leestekens invullen.
Ik kan uitleggen hoe interpunctie of hoofdlettergebruik de betekenis van een woord of zin bepaalt.