Nederlands BBL les 7 samenhang en signaalwoorden

Nederlands BBL les 7 samenhang en signaalwoorden

Teksten bestaan uit onderdelen die bij elkaar horen, er zit verband in
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Nederlands BBL les 7 samenhang en signaalwoorden

Teksten bestaan uit onderdelen die bij elkaar horen, er zit verband in

Slide 1 - Tekstslide

Is het oefenen in Nieuwsbegrip online gelukt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Ervaringen met Nieuwsbegrip online

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

signaalwoorden 
Welk verband in de tekst?

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel "samenhang"
Je herkent signaalwoorden en welk verband ze aangeven in de tekst.
Je kunt ook zelf signaalwoorden gebruiken in je tekst.

Slide 6 - Tekstslide

Zinnen en alinea's:
Zinnen in een tekst staan in verband met elkaar. Signaalwoorden geven  aan welk verband er tussen woorden, zinnen of alinea's is.
Tekstverbanden zijn bijvoorbeeld:
  • opsomming
  • tegenstelling
  • conclusie
  • reden
Een tekst die goed is opgebouwd heeft altijd logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Opsomming: achter elkaar opnoemen
allereerst, vervolgens, daarna, ten eerste/tweede/derde.
Allereerst hebben jullie  vandaag Nederlands les, vervolgens hebben jullie loopbaanbegeleiding en  tenslotte hebben jullie praktijkles zorg.

Na schooltijd ga ik eerst boodschappen doen, daarna mijn tas thuis afzetten en dan naar mijn werk



Slide 9 - Tekstslide

Tegenstelling

maar, echter, hoewel, toch

Ik houd wel van winterweer maar ik zit toch liever bij de kachel.
Dit in tegenstelling tot Noah die het heerlijk vindt om in de kou te zijn

Slide 10 - Tekstslide

Welke signaalwoorden?
1. Pieter moest gaan lopen, omdat hij een lekke band kreeg.

2. Elsa had zich verslapen, maar was nog net op tijd voor haar examen.

Slide 11 - Tekstslide

Opsomming

Tegenstelling

Toelichting/voorbeeld

Doel-middel

Oorzaak-gevolg



Ten eerste, vervolgens, en, ook

Maar, echter, toch

Bijvoorbeeld, zoals

Daarvoor, zodat, om....te

Doordat, waardoor

Slide 12 - Tekstslide

in Samengevat:
Blz 17 en 18 gaan over tekstverbanden en signaalwoorden. Lees die bladzijden voor volgende week.

Slide 13 - Tekstslide

Ik ben vandaag iets later thuis, WANT ik ga eerst nog even boodschappen doen.
A
Samenvatting
B
oorzaak
C
Doel-middel
D
Reden/argument

Slide 14 - Quizvraag

Ik voer dit onderzoek uit ZODAT ik kan bewijzen dat dit plan moet worden uitgevoerd.
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Doel-middel

Slide 15 - Quizvraag

VANWEGE het lawinegevaar konden we niet gaan skiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Samenvatting

Slide 16 - Quizvraag

Sleep de signaalwoorden naar het bijpassende verband in de tekst. 
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
conclusie
onder andere
bovendien
kortom

daarom 
zo
dus
toch
ten eerste
echter 

Slide 17 - Sleepvraag

Hij ging op tijd van huis vanmorgen. TOCH miste hij de trein.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Tegenstelling
D
Conclusie

Slide 18 - Quizvraag

AL MET AL zie ik maar één mogelijkheid: stoppen met roken!
A
Conclusie
B
Toelichting
C
Samenvatting
D
Opsomming

Slide 19 - Quizvraag

Nu  signaalwoorden kiezen/schrijven.

Slide 20 - Tekstslide

Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op ..……
malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
zodat
C
als gevolg van
D
echter

Slide 21 - Quizvraag

Ik wil graag een nieuwe fiets kopen, .....
dit kan helaas nog niet want ik heb geen geld.
A
daardoor
B
dus
C
maar
D
want

Slide 22 - Quizvraag

.....Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tenzij
B
Hoewel
C
Omdat
D
Zodat

Slide 23 - Quizvraag

Welke signaalwoord hoort in welke zin? 
Sleep de signaalwoorden naar de goede plaats.
 ________  zij op tijd vertrokken, kwamen zij toch te laat.

 ________ hun oom lukte het niet om op tijd te komen.

 ________ zij eerder waren geweest, was er nog taart.    

Hoewel
Ook
Doordat
Bovendien
Indien

Slide 24 - Sleepvraag

Maak van de twee zinnen een lange zin, met gebruik van het signaalwoord DOORDAT. Let op de betekenis en de woordvolgorde in de zin.
Ik ben te laat thuis. Ik heb de trein gemist.

Slide 25 - Open vraag

Maak één zin of meer zinnen waarin een tegenstelling zit. Je mag zelf weten welk signaalwoord je daarvoor gebruikt.
timer
2:00

Slide 26 - Open vraag

opdracht
Lees de tekst
*let op de opbouw- zie je
inleiding- kern -slot?
* zoek signaalwoorden in de tekst
welk verband geven ze aan?
* tekstinhoud - heb jij hier in je 
werk ook mee te maken?

Slide 27 - Tekstslide

Einde LessonUples - vervolg opdracht via bord


extra sleepvraag signaalwoorden voor de liefhebbers

Slide 28 - Tekstslide

Geeft voorbeeld
Geeft een  voorwaarde
Geeft een opsomming
Duidt op een samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Geeft een tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van plaats
waarin
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 29 - Sleepvraag