Nederlands BBL P1 Les 5 leestekst en signaalwoorden
Nederlands BBL
les 5 17 maart 2023
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Nederlands BBL
les 5 17 maart 2023
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Bespreken huiswerkteksten
inloggen in Nieuwsbegrip om te oefenen met lezen/woordenschat
Verband in een tekst: signaalwoorden
Slide 2 - Tekstslide
We starten met bespreken tekst B en de vragen daarbij. Pak het erbij!
Slide 3 - Tekstslide
Wat is volgens jou het onderwerp van beide teksten (B en C)?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat zijn de deelonderwerpen van de B-tekst over sprinkhanen?
Slide 7 - Open vraag
deelonderwerpen
Na de inleiding staan de volgende deelonderwerpen:
eiwitrijk: insecten zijn gezond, bevatten veel eiwitten
wereldwijd: over de hele wereld worden vaker insecten gegeten
Nederland: loopt voorop in het herontdekken van insecten
De laatste alinea is een soort slot: het zal nog wel even duren voor het eten van insecten geaccepteerd is
Slide 8 - Tekstslide
enkele vragen over de B-tekst
We bespreken enkele vragen over de B-tekst.
Bedenk wat je zelf hebt geantwoord.
Slide 9 - Tekstslide
1. In regel 3 staat het woord consumptie. Wat betekent dat?
A
het bewaren van iets
B
het eten of drinken van iets
C
het houden en verzorgen van iets
D
het onderzoeken van iets
Slide 10 - Quizvraag
2. Welk kopje past ook bij het stukje Eiwitten? Kies het beste kopje.
A
Deskundigen
B
Rijk
C
Eerst verhitten
D
Poedervorm
Slide 11 - Quizvraag
3. Wat is de reden dat het eten van insecten gezond is (r. 7)?
A
Omdat deskundigen dat zeggen
B
Omdat er veel eiwitten in insecten zitten.
C
Omdat je ze goed kunt verteren.
D
Omdat ze een beetje ‘nootachtig’ smaken.
Slide 12 - Quizvraag
4. Kijk in het stukje met het kopje Wereldwijd. Welke tegenstelling staat er in dit stukje?
A
tussen Europa en de rest van de wereld
B
tussen larven en poppen
C
tussen mensen en dieren
D
tussen sprinkhanen en meikevers
Slide 13 - Quizvraag
5. Met welke zin kan het stukje Wereldwijd het beste verdergaan?
A
Daarom eten mensen nog steeds graag insecten in Europa.
B
En in Nederland wordt meikeversoep ook veel gegeten
C
En op Sardinië werd en wordt er nog steeds kaas gemaakt met vliegenlarven
D
Want niemand in Europa at insecten.
Slide 14 - Quizvraag
6. Vraag bij het stukje Nederland
Protix was drie jaar bezig met het krijgen van de goedkeuring voor het kweken van sprinkhanen. Wat kun je hieruit afleiden?
A
Het bedrijf wil graag dat andere bedrijven ook sprinkhanen gaan kweken.
B
Het bedrijf wil meer voer van sprinkhanen voor kippen, huisdieren en vissen maken.
C
Het bedrijf wil sprinkhanen kweken en verkopen voor menselijke consumptie.
D
Het bedrijf wil stoppen met het kweken van sprinkhanen als voer voor dieren.
Slide 15 - Quizvraag
7. Vraag bij regels 33-40. Welke vraag wordt in het laatste stukje beantwoord?
A
Hoe lang duurt het volgens Dicke voordat mensen gewend zijn aan het idee om insecten te eten?
B
Hoe lang duurt het volgens Dicke voordat we alleen nog maar insecten eten?
C
Hoeveel mensen hebben het Insectenkookboek gekocht?
D
Hoeveel mensen zullen in de toekomst insecten eten normaal vinden?
Slide 16 - Quizvraag
8. In regel 40 staat het woord geaccepteerd. Wat betekent accepteren?
A
iets of iemand bijzonder vinden
B
iets of iemand goed vinden
C
iets of iemand tegenhouden
D
iets of iemand niet willen
Slide 17 - Quizvraag
Wat geldt voor jou?
Ik heb wel eens insecten gegeten
Ik heb nooit insecten gegeten, maar wil het WEL proberen
Ik heb nooit insecten gegeten en wil het NIET proberen
Insecten? Ja, lekker!!
Slide 18 - Poll
Je hebt een B-tekst en een C-tekst gekregen. Welke uitspraak geldt voor jou?
A
Ik vond tekst B en tekst C allebei moeilijk
B
Tekst B begrijp ik, tekst C niet zo goed
C
Ik begrijp tekst B en tekst C allebei goed
D
Ik heb niet allebei de teksten gelezen
Slide 19 - Quizvraag
Je hebt een B-tekst en een C-tekst gelezen. De C-tekst is niveau 2F (examenniveau). Welke verschillen zijn je opgevallen tussen beide teksten?
Slide 20 - Open vraag
Online oefenen in Nieuwsbegrip
Je kunt zelf inloggen bij Nieuwsbegrip
instructie staat in Teams
Jullie staan ingesteld op niveau B.
Probeer eens Woordenschat en Andere tekst
Docent laat voorbeeld zien
Slide 21 - Tekstslide
signaalwoorden
Welk verband in de tekst?
Slide 22 - Tekstslide
Lesdoel "samenhang"
Je herkent signaalwoorden en welk verband ze aangeven in de tekst.
Je kunt ook zelf signaalwoorden gebruiken in je tekst.
Slide 23 - Tekstslide
Zinnen en alinea's:
Zinnen in een tekst hebben verband met elkaar. Signaalwoorden geven aan welk verband er tussen woorden, zinnen of alinea's is
Tekstverbanden zijn bijvoorbeeld:
opsomming
tegenstelling
conclusie
reden
Een tekst die goed is opgebouwd heeft altijd logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Opsomming: achter elkaar opnoemen
allereerst, vervolgens, daarna, ten eerste/tweede/derde.
Allereerst hebben jullie vandaag Nederlands les, vervolgens hebben jullie loopbaanbegeleiding en tenslotte hebben jullie praktijkles zorg.
Na schooltijd ga ik eerst boodschappen doen, daarna mijn tas thuis afzetten en dan naar mijn werk
Slide 26 - Tekstslide
Tegenstelling
maar, echter, hoewel, toch
Ik houd wel van winterweer maar ik zit toch liever bij de kachel.
Dit in tegenstelling tot Noah die het heerlijk vindt om in de kou te zijn
Slide 27 - Tekstslide
Welke signaalwoorden?
1. Pieter moest gaan lopen, omdat hij een lekke band kreeg.
2. Elsa had zich verslapen, maar was nog net op tijd voor haar examen.
Slide 28 - Tekstslide
Opsomming
Tegenstelling
Toelichting/voorbeeld
Doel-middel
Oorzaak-gevolg
Ten eerste, vervolgens, en, ook
Maar, echter, toch
Bijvoorbeeld, zoals
Daarvoor, zodat, om....te
Doordat, waardoor
Slide 29 - Tekstslide
in Samengevat:
Blz 17 en 18 gaan over tekstverbanden en signaalwoorden. Lees die bladzijden voor volgende week.
Slide 30 - Tekstslide
Ik ben vandaag iets later thuis, WANT ik ga eerst nog even boodschappen doen.
A
Samenvatting
B
oorzaak
C
Doel-middel
D
Reden/argument
Slide 31 - Quizvraag
Ik voer dit onderzoek uit ZODAT ik kan bewijzen dat dit plan moet worden uitgevoerd.
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Doel-middel
Slide 32 - Quizvraag
VANWEGE het lawinegevaar konden we niet gaan skiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Samenvatting
Slide 33 - Quizvraag
Sleep de signaalwoorden naar de bijpassende signaalwoorden.
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
conclusie
onder andere
bovendien
kortom
daarom
zo
dus
toch
ten eerste
echter
Slide 34 - Sleepvraag
Hij ging op tijd van huis vanmorgen. TOCH miste hij de trein.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Tegenstelling
D
Conclusie
Slide 35 - Quizvraag
AL MET AL zie ik maar één mogelijkheid: stoppen met roken!
A
Conclusie
B
Toelichting
C
Samenvatting
D
Opsomming
Slide 36 - Quizvraag
Geeft voorbeeld
Geeft een voorwaarde
Geeft een opsomming
Duidt op een samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Geeft een tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van plaats
waarin
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook
Slide 37 - Sleepvraag
Nu signaalwoorden kiezen/schrijven.
Slide 38 - Tekstslide
Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op ..…… malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
zodat
C
als gevolg van
D
echter
Slide 39 - Quizvraag
Ik wil graag een nieuwe fiets kopen, ..... dit kan helaas nog niet want ik heb geen geld.
A
daardoor
B
dus
C
maar
D
want
Slide 40 - Quizvraag
.....Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tenzij
B
Hoewel
C
Omdat
D
Zodat
Slide 41 - Quizvraag
Welke signaalwoord hoort in welke zin?
Sleep de signaalwoorden naar de goede plaats.
________ zij op tijd vertrokken, kwamen zij toch te laat.
________ hun oom lukte het niet om op tijd te komen.
________ zij eerder waren geweest, was er nog taart.
Hoewel
Ook
Doordat
Bovendien
Indien
Slide 42 - Sleepvraag
Maak van de twee zinnen een lange zin, met gebruik van het signaalwoord DOORDAT. Let op de betekenis en de woordvolgorde in de zin. Ik ben te laat thuis. Ik heb de trein gemist.
Slide 43 - Open vraag
Maak één zin of meer zinnen waarin een tegenstelling zit. Je mag zelf weten welk signaalwoord je daarvoor gebruikt.
timer
2:00
Slide 44 - Open vraag
huiswerk
Lees in Samengevat Lezen blz. 17 en 18 en Luisteren blz. 37
Maak de opdracht signaalwoorden (uitgedeeld/op Teams)
Lees de tekst over avocado's (ook op Teams).
Markeer de kernzinnen.
Markeer signaalwoorden (andere kleur)
Voor wie wil: oefen met inloggen en lezen via Nieuwsbegrip