In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Leesvaardigheid V5
'Dromen is niet eng' (tekst 5, NN p. 46 e.v.)
Slide 1 - Tekstslide
Wat is jouw toekomstdroom?
Slide 2 - Woordweb
Wat is jouw ideaalbeeld van de toekomstige wereld?
Slide 3 - Woordweb
HUISWERK
Lees de tekst 'Dromen is niet eng' (p. 46-49) door.
Schrijf de woorden en uitdrukkingen op die je niet begrijpt (ook niet op basis van de context).
Maak de vragen NIET!
Slide 4 - Tekstslide
Lastige woorden of uitdrukkingen
Slide 5 - Woordweb
Vraag 1 Hoe wordt de aandacht getrokken in dit artikel?
A
actualiteit
B
belang voor de lezer
C
voorbeeld
D
geschiedenis
Slide 6 - Quizvraag
Vraag 2 Wat zou de middeleeuwer van het moderne Nederland vinden?
Slide 7 - Open vraag
Vraag 3 Leg in je eigen woorden uit waarom de auteur van 'geestelijke armoede' (alinea 4) spreekt.
Slide 8 - Open vraag
Vraag 4 Lees alinea 5 nogmaals. Wat vindt de auteur van John Gray en waar leid je dat uit af?
Slide 9 - Open vraag
Vraag 5 Lees alinea 6 nogmaals. Hoe verklaart de auteur het wantrouwen tegen utopieën?
Slide 10 - Open vraag
Vraag 7 'De bijbehorende ideologie durven ze bij de VVD nog "liberalisme" te noemen' (alinea 9). Waarom trekt de auteur dit 'liberalisme' in twijfel?
Slide 11 - Open vraag
Vraag 6 In alinea 8 wordt een belangrijke ontwikkeling m.b.t. idealen beschreven. Beschrijf deze verschuiving in maximaal tien woorden.
Slide 12 - Open vraag
Vraag 8 Lees alinea 9 nogmaals. Waaruit kun je afleiden dat de auteur weinig positief denkt over de huidige samenleving/wereld?
Slide 13 - Open vraag
Vraag 9 Lees alinea 10-12 nogmaals. Geef in maximaal tien woorden het verschil tussen de blauwdruk-utopie en de iconoclastische utopie weer.
Slide 14 - Open vraag
Vraag 10 'Maar in het ergste geval leiden ze tot massamoord, aldus de standaardriedel.' Noem twee voorbeelden uit de vorige eeuw waar deze achterdocht op gebaseerd zou kunnen zijn.
Slide 15 - Open vraag
Vraag 11 Noem twee positieve ontwikkelingen die aan utopisten te danken zijn.
Slide 16 - Open vraag
Vraag 12 Wat wil Rutger Bregman ons met dit stuk zeggen?
Slide 17 - Open vraag
Vraag 13 Tot welke tekstsoort behoort dit stuk?
Slide 18 - Open vraag
Vraag 14 Welke opvatting uit de hoofdtekst kom je ook tegen in tekstfragment 2?