§3 en 4 Geslachtelijke voortplanting en Mutaties

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 3  Geslachtelijke voortplanting
basisstof 4 Mutaties
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 3  Geslachtelijke voortplanting
basisstof 4 Mutaties

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Je kunt:
• de kenmerken van geslachtelijke voortplanting kunnen noemen.
• beschrijven hoe een twee-eiige tweeling en hoe een eeneiige tweeling ontstaat.
• omschrijven wat een mutatie is. Ook moet je kunnen beschrijven hoe kanker ontstaat.

Slide 2 - Tekstslide

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 3 - Quizvraag

Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 4 - Quizvraag

Bij een twee-eiige tweeling is:
A
Het genotype en fenotype hetzelfde
B
Alleen fenotype hetzelfde
C
Genotype en fenotype verschillend
D
Alleen fenotype verschillend

Slide 5 - Quizvraag

Hoe ontstaat het fenotype?
A
Invloed van de omgeving
B
Invloed omgeving en genotype
C
Door het genotype

Slide 6 - Quizvraag

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Celplasma
B
DNA

Slide 7 - Quizvraag

Wat hoort bij reductiedeling?
A
Meiose
B
De chromosomen worden gesplitst
C
46 chromosomen wordt 23
D
Mitose

Slide 8 - Quizvraag

Geslachtelijke voortplanting
Geslachtscellen
Een stap die leidt tot genetische diversiteit
Vormen van geslachtscellen.
Dit gebeurt zowel bij mannetjes (zaad- of spermacellen) als vrouwtjes (eicellen).

Elk mens heeft, zoals bekend, 46 chromosomen.
Gerangschikt in paren  het zijn er dus 23 x 2.
Paren kunnen ook uit elkaar
productie van geslachtscellen, gameten
Meiose

Slide 9 - Tekstslide

start

Na bevruchting start iedereen de ontwikkeling als meisje

na 8 weken testosteron: verandering naar penis

na 12 à 13 weken testosteron: hersenen mannelijk

na geboorte zijn de basis-geslachtsverschillen zichtbaar: primaire geslachtskenmerken

Denk aan penis, balzak, vagina

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

allel/allelenpaar

Een allel zegt dus welke variant je hebt.

Een gen: dit stukje gaat over haarkleur

allel:bruin/rood/zwart/blond

allelenpaar:de allelen die allebei over bv. haarkleur gaan

Slide 12 - Tekstslide

Lichaamscellen 
Vrouwelijke lichaamscellen
2 X-chromosomen (XX).

Mannelijke lichaamscellen
1 X- en 1 Y-chromosoom (XY).

Slide 13 - Tekstslide

Tweelingen 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Zaadcellen (22 chromosomen waarvan 1 X of Y chromosoom)
Eicellen (22 chromosomen waarvan 1 X chromosoom)
Versmelten: Eicel + Zaadcel = 46 chromosomen

Slide 18 - Tekstslide

Bevruchte eicel heeft dus 26 chromosomen 
De Zaadcel bepaald het geslacht:
Een X chromosoom in de zaadcel: het wordt een meisje
Een Y chromosoom in de zaadcel: het wordt een jongen

Slide 19 - Tekstslide

gewone celdeling

Slide 20 - Tekstslide

Celdeling waarbij het aantal chromosomen gehalveerd wordt heet : Meiose

Slide 21 - Tekstslide

Deling van geslachtscellen

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen mitose en meiose?

Slide 23 - Open vraag

Ongeslachtelijke voortplanting
Alle nakomelingen zijn precies hetzelfde
Voordeel: Je hebt niemand anders nodig
Het gaat snel: veel nakomelingen
Ziekte: Schimmel
alle plantjes gaan dood
Genetisch identiek = Geen genetische variatie

Slide 24 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd
fenotype= uiterlijk, kan je veranderen
genotype= wat staat in je genen, kan je niet veranderen

Toch gaan we vandaag leren dat het genotype wel veranderd kan worden d.m.v mutaties.

Slide 25 - Tekstslide

mutaties

Bij de celdeling kan DNA beschadigd raken. De informatie over de erfelijke eigenschappen is dan veranderd.

Dit heet een mutatie, er is dan 1 of meerdere genen gemuteerd.

Als deze mutatie te zien is in het fenotype dan noem je het organisme een mutant.

Slide 26 - Tekstslide

mutaties

Als een mutatie voorkomt in 1 lichaamscel heeft dat weinig invloed.


komt een mutatie voor in een geslachtscel heeft dit veel invloed.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

mutaties

Sommige mutaties zijn onschadelijk, sommige zijn schadelijk en sommige geven juist een voordeel.

Als de mutatie onschadelijk is of een voordeel geeft word deze vaak doorgegeven aan de nakomelingen. Daardoor krijg je meer variatie in genotypen.

Slide 29 - Tekstslide

mutagene invloeden

Sommige stralingen of stoffen zorgen ervoor dat er meer mutaties in het lichaam ontstaan.

Bijvoorbeeld: UV straling/röntgenstraling of sigarettenrook/asbest

Slide 30 - Tekstslide

kanker

Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen.

Hierdoor kunnen cellen zich ongeremd gaan delen, dit zorgt voor een gezwel(tumor).

Als de tumor snel groeit spreek je van kanker.

mutagene stoffen kunnen kankerverwekkend zijn. 

Slide 31 - Tekstslide

mutatie
mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar in het fenotype

mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar

mutatie zichtbaar--> mutant

Slide 32 - Tekstslide

Wat kan mutatie veroorzaken?
Zorg dat het niet in aanraking komt met geslachtsorgaan.
  • mutagene stoffen: asbest, sigarette rook
  • mutagene straling:               uv-straling, rontgen straling


Slide 33 - Tekstslide

Kanker
gezwel: cellen die zich snel en ongeremd gaan delen
goedaardig: verstoord de bouw van andere weefsels niet
kwaardaardig: verstoord de bouw van andere weefsels wel
uitzaaiing (metastase): kwaad-aardige cellen verplaatsen zich via bloed of lymfe

Slide 34 - Tekstslide

Zijn zaden een vorm van geslachtelijke voortplanting?
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag

Op welke manier gaat de voortplanting van eencelligen?
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Celdeling
C
Stekken

Slide 36 - Quizvraag

Door geslachtelijke voortplanting en door mutaties ontstaan steeds nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Voortplanting bij mensen kun je vergelijken met...
A
Geslachtelijke voortplanting planten
B
Ongeslachtelijke voortplanting planten
C
Planten die elkaars blaadje vasthouden
D
Niets van planten!

Slide 38 - Quizvraag

Maak opdrachten
8 t/m 14

Slide 39 - Tekstslide