Economie H2 par. 4 heeft de overheid invloed HSX

PARAGRAAF 2.4 

Heeft de overheid invloed?

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

PARAGRAAF 2.4 

Heeft de overheid invloed?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les weet je:
  • wat de belangrijke inkomsten van de overheid zijn.
  • Weet je wat BTW, Accijns, milieuheffing en sociale premies   directe en indirecte belasting zijn.
  • Wat er op een loonstrook staat en waarom.
  • Wat de rijksbegroting, miljoenennota en prinsjesdag zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst

Eerst even een korte herhaling van 2.3

Slide 3 - Tekstslide

Herhalen 2.3 1/4
 Welke risico's loopt een verzekeringsmaatschappij?

Noem er 3.




Slide 4 - Tekstslide

Herhalen 2.3 2/4
  • Asymmetrische informatie
  • Moral hazard
  • Averechtse selectie

Slide 5 - Tekstslide

Herhalen 2.3 3/4

Hoe kunnen verzekeringsmaatschappijen dat risico beperken?
Noem 2 manieren waarop ze dat doen.

Slide 6 - Tekstslide

Herhalen 2.3 4/4
  • Premiedifferentiatie
  • Eigen risico

Slide 7 - Tekstslide

Start Paragraaf 4

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel

Uitleg bij lesdoel 1:
  • wat zijn de belangrijke inkomsten van de overheid ?

Slide 9 - Tekstslide

De belangrijkste inkomsten van de overheid.

Belastingen : verplichte bijdrage van burgers en bedrijven 

Sociale premies : premies voor (verplichte!) sociale verzekeringen



Slide 10 - Tekstslide

Sociale verzekering

Slide 11 - Tekstslide

Belastingen 1/2
  • welke soorten belastingen zijn er ?

Slide 12 - Tekstslide

Directe en Indirecte belasting
Indirecte belastingen
- BTW
- Accijns
- Milieubelasting
Directe belastingen
-Loon- en inkomstenbelasting
-Vennootschapsbelasting





Slide 13 - Tekstslide

BTW
BTW = Belasting over de Toegevoegde Waarde
 
  • Indirecte belasting 
  • 9% BTW - basisbehoeften (eten/drinken, OV, kapper)
  • 21% BTW - overige behoeften

Slide 14 - Tekstslide

Exclusief of Inclusief BTW
De verkoopprijs zonder BTW heet EXCLUSIEF BTW
(deze prijs rekent de winkelier)

 De consumentenprijs met BTW heet INCLUSIEF BTW
(deze prijs betaalt de klant aan de winkelier)

Slide 15 - Tekstslide

  1. BTW berekenen:
    € 125 : 100 x 21% = € 26,25 
  2. of 21% :100 x 125 = 26,25 euro
  3. Consumentenprijs berekenen
    € 125 + € 26,25 = € 151,25
Exclusief of Inclusief BTW
Verkoopprijs
  • 100%
Btw
  • 9% 
Consumentenprijs
  • 109% 
  • 100%
  • 21% 
  • 121% 
  • Verkoopprijs is ALTIJD 100% = exclusief BTW
  • Consumentenprijs is 109% of 121% = inclusief BTW

Slide 16 - Tekstslide

Consumentenprijs en BTW 

Slide 17 - Tekstslide

Accijnsen en milieuheffingen 1/2
Naast BTW zijn er ook nog accijnsen en milieuheffingen
Dit zijn belastingen op producten waarvan de overheid het gebruik wil ontmoedigen. Denk hierbij aan rookwaren en benzines. Het verschil met BTW is dat deze heffing/belasting per eenheid wordt bepaald. Bijvoorbeeld per liter benzine. 

Slide 18 - Tekstslide

Accijnsen en milieuheffingen 2/2
Bijvoorbeeld de benzineprijs:
Wat de klant aan de kassa betaalt per liter =
prijs benzine + 45,6% accijns = x bedrag
x bedrag + 21% Btw = wat de klant betaalt.

Als ik dus 60 euro af moet rekenen voor benzine dan betaal ik:
26,98 euro voor de benzine en 33,02 euro belasting.

Slide 19 - Tekstslide

Belasting op inkomen

Slide 20 - Tekstslide

Belasting op inkomen
Over je inkomen betaal je 2 soorten belasting:

1) Loonbelasting
2) Sociale premies

Hierdoor spreken we over bruto en netto loon. Kijk maar even mee:

Slide 21 - Tekstslide

Bruto loon en Netto loon
  • Bruto loon - loonbelasting en premies = Netto loon

  • Bruto Loon = loon dat je afspreekt met de werkgever
     Netto loon = salaris dat je op je rekening gestort krijgt

  • Bruto = wat je verdient      Netto = wat je krijgt op je rekening

Slide 22 - Tekstslide

Bruto en Netto loon 
  • Formule:
     Netto loon = Bruto loon - ( loonbelasting + premies)

  • Voorbeeld
    Bruto loon = € 1900
    Loonbelasting = €170       Sociale premies = €100

  • Netto loon = 1900 - (170 + 100) = € 1630

Slide 23 - Tekstslide

Loonheffing
Loonheffing is de belasting die je werkgever alvast betaalt. 

Loonheffing is de verzamelnaam voor:

-loonbelasting
-premies volksverzekeringen/ sociale verzekeringen
Dit zijn bijvoorbeeld AOW of ww-premies

 Kijk maar even mee naar deze loonstrook:

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Rijksbegroting en Miljoenennota
De rijksbegroting is een overzicht van alle inkomsten en uitgaven die de rijksoverheid in het jaar verwacht. 

De miljoenennota is een samenvatting van de rijksbegroting

De miljoenennota wordt ieder jaar op de derde dinsdag van september door de minister van financiën gepresenteerd. Dit noemen we prinsjesdag.

Slide 26 - Tekstslide

Rijksbegroting & Miljoenennota

Slide 27 - Tekstslide

Oefenen
En dan nu een paar vragen:

Slide 28 - Tekstslide


Wat staat er in de rijksbegroting?
A
de inkomsten en uitgaven van de overheid
B
wat er in de koffer zit
C
alleen de inkomsten van de overheid
D
alleen de uitgaven van de overheid

Slide 29 - Quizvraag

De miljoenennota is een:
A
Uitkering
B
Toelichting op de financiële begroting
C
Toelichting op de rijksbegroting
D
Een briefje van 1 miljoen euro

Slide 30 - Quizvraag

De rijksbegroting is:
A
Een soort samenvatting.
B
Een ander woord voor kluis.
C
De verwachte inkomsten en uitgaven.
D
Inkomsten en uitgaven uit het verleden.

Slide 31 - Quizvraag

Wat wordt er betaald met de sociale premies?
A
Onderwijs
B
AOW
C
Politie
D
Leger

Slide 32 - Quizvraag

wat wordt betaald van sociale premies?
A
ambtenarensalasris
B
politie
C
subsidie
D
uitkering

Slide 33 - Quizvraag

Sociale premies worden ingehouden op:
A
Het brutoloon
B
Het nettoloon
C
De uitkering

Slide 34 - Quizvraag

Loonbelasting en sociale premies zijn:
A
Brutoloon
B
Nettoloon
C
Inhoudingen
D
Werkgever

Slide 35 - Quizvraag

Waar zijn sociale premies voor bedoeld?
A
werklozen
B
uitkeringen
C
gepensioneerden
D
arbeidsongeschikten

Slide 36 - Quizvraag

Welke van de onderstaande is een directe belasting?
A
Accijns
B
btw
C
inkomstenbelasting
D
subsidie

Slide 37 - Quizvraag

Wat zijn directe belastingen?
A
Belastingen die in de kostprijs van een product zijn verwerkt.
B
Belastingen die je altijd contant moet betalen.
C
Belastingen die rechtstreeks aan de overheid betaald worden.

Slide 38 - Quizvraag

Wat is geen directe belasting
A
Inkomstenbelasting
B
Accijns
C
Vennootschapsbelasting
D
Btw

Slide 39 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van een indirecte belasting
A
Over een glas alcohol betaal je accijns
B
Over een product in de winkel betaal je btw
C
Over je inkomen betaal je inkomstenbelasting
D
Op een camping betaal je toeristenbelasting

Slide 40 - Quizvraag

Welke van de onderstaande is een indirecte belasting?
A
loonbelasting
B
b.t.w.
C
inkomstenbelasting
D
hondenbelasting

Slide 41 - Quizvraag

Indirecte belastingen heten zo omdat je ze
A
meteen moet betalen
B
niet meteen hoeft te betalen
C
rechtstreeks aan de overheid betaalt
D
via een winkelier aan de overheid betaalt.

Slide 42 - Quizvraag

Wat is de miljoenennota?
A
Hetzelfde als de rijksbegroting
B
Dat leest de koning voor op prinsjesdag
C
De uitleg van de rijksbegroting
D
De cijfers van de rijksbegroting in grafieken

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de miljoenennota?
A
Hetzelfde als de rijksbegroting
B
Dat leest de koning voor op prinsjesdag
C
De uitleg van de rijksbegroting
D
De cijfers van de rijksbegroting in grafieken

Slide 44 - Quizvraag

Soms staat er bij een prijs "exclusief BTW".
Zit er nu wel BTW of geen BTW in die prijs?
A
wel BTW
B
geen BTW

Slide 45 - Quizvraag

Wie krijgt het BTW bedrag uiteindelijk?
A
De winkelier
B
De klant
C
De Koning
D
De belastingdienst

Slide 46 - Quizvraag

is de Consumentenprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief

Slide 47 - Quizvraag

Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde

Slide 48 - Quizvraag

is verkoopprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief

Slide 49 - Quizvraag

Als je in de winkel een blikje cola koopt betaal je btw. De btw zit in de winkelprijs.
Btw is een
A
directe belasting
B
indirecte belasting
C
meestal een directe belasting
D
meestal een indirecte belasting

Slide 50 - Quizvraag

Resumerend
De lesdoelen waren:
  • wat de belangrijke inkomsten van de overheid zijn.
  • Weet je wat BTW, Accijns, milieuheffing en sociale premies   directe en indirecte belasting zijn.
  • Wat er op een loonstrook staat en waarom.
  • Wat de rijksbegroting, miljoenennota en prinsjesdag zijn.
Doelen bereikt?

Slide 51 - Tekstslide

EINDE

Slide 52 - Tekstslide