HAVO 2 par 2.4 heeft de overheid invloed (les1)

Welkom
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

PARAGRAAF 2.4
Heeft de overheid invloed?

-nakijken  laatste opgaven 2.3

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
  • wat zijn de belangrijke inkomsten van de overheid ?
  • welke belastingen zijn er ?
  • welke belasting betaal je over je inkomen ?

Slide 3 - Tekstslide

Herhalen 2.3
 welke risico's heeft een verzekeringsmaatschappij

hoe kunnen zij  dat risico beperken

nakijken 49 t/m 51


Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
  • wat zijn de belangrijke inkomsten van de overheid ?

Slide 5 - Tekstslide

Rijksbegroting en Miljoenennota
De rijksbegroting is een overzicht van alle inkomsten en uitgaven die de rijksoverheid in het jaar verwacht
 

De miljoenennota is een samenvatting van de rijksbegroting

Slide 6 - Tekstslide

Rijksbegroting & Miljoenennota

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijkste inkomsten
Belastingen : verplichte bijdrage van burgers en bedrijven 

Sociale premies : premies voor sociale verzekeringen

Sociale verzekeringen zijn verplichte verzekeringen. 

Slide 8 - Tekstslide

Sociale verzekering

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel
  • welke belastingen zijn er ?

Slide 10 - Tekstslide

Directe en Indirecte belasting
Indirecte belastingen
- BTW
- Accijns
- Milieubelasting
Directe belastingen
-Loon en inkomstenbelasting
-Vennootschapsbelasting





Slide 11 - Tekstslide

Lesdoel
  • welke belasting betaal je over je inkomen ?

Slide 12 - Tekstslide

Bruto loon en Netto loon
  • Bruto loon - loonbelasting en premies = Netto loon

  • Bruto Loon = loon dat je afspreekt met de werkgever
     Netto loon = salaris dat je op je rekening gestort krijgt

  • Bruto = wat je verdient      Netto = wat je krijgt op je rekening

Slide 13 - Tekstslide

Bruto en Netto loon
  • Formule:
     Netto loon = Bruto loon - ( loonbelasting + premies)

  • Voorbeeld
    Bruto loon = € 1900
    Loonbelasting = €170       Sociale premies = €100

    Hoeveel is het netto loon?

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld Bruto en Netto loon
  • Voorbeeld
  • Bruto loon = € 1900
    Loonbelasting = €170       Sociale premies = €100

    Netto loon = 1900 - (170 + 100) = € 1630

Slide 15 - Tekstslide

Samenvatting
  • wat zijn de belangrijke inkomsten van de overheid ?
  • welke belastingen zijn er ?
  • welke belasting betaal je over je inkomen ?

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Lees: paragraaf 2.4 goed door.

Maken: uit je boek de vragen 52 t/m 57 (blz 52 en 53)

Klaar: werk alvast door in deze paragraaf

Slide 17 - Tekstslide

Oefenen
Maak de volgende oefenvragen.
Pak je boek erbij!
Als je iets niet weet, zoek het dan op in je boek.

Slide 18 - Tekstslide


Wat staat er in de rijksbegroting?
A
de inkomsten en uitgaven van de overheid
B
wat er in de koffer zit
C
alleen de inkomsten van de overheid
D
alleen de uitgaven van de overheid

Slide 19 - Quizvraag

De miljoenennota is een:
A
Uitkering
B
Toelichting op de financiële begroting
C
Toelichting op de rijksbegroting
D
Een briefje van 1 miljoen euro

Slide 20 - Quizvraag

De rijksbegroting zijn:
A
Een soort samenvatting.
B
Een ander woord voor kluis.
C
De verwachte inkomsten en uitgave.
D
Inkomsten en uitgave uit het verleden.

Slide 21 - Quizvraag

Wat wordt er betaald met de sociale premies?
A
Onderwijs
B
AOW
C
Politie
D
Leger

Slide 22 - Quizvraag

wat wordt betaald van sociale premies?
A
ambtenarensalasris
B
politie
C
subsidie
D
uitkering

Slide 23 - Quizvraag

Sociale premies worden ingehouden op:
A
Het brutoloon
B
Het nettoloon
C
De uitkering

Slide 24 - Quizvraag

Loonbelasting en sociale premies zijn:
A
Brutoloon
B
Nettoloon
C
Inhoudingen
D
Werkgever

Slide 25 - Quizvraag

Waar zijn sociale premies voor bedoeld?
A
werklozen
B
uitkeringen
C
gepensioneerden
D
arbeidsongeschikten

Slide 26 - Quizvraag

Een voorbeeld van directe belastingen is..
A
de BTW die je betaalt als je afrekent bij Albert Heijn
B
de belasting die je betaalt over je loon
C
de accijns die je betaalt op een liter benzine
D
toeristenbelasting die je als toerist in een hotel betaalt

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een directe belasting?
A
Accijns
B
btw
C
inkomstenbelasting
D
subsidie

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn directe belastingen?
A
Belastingen die in de kostprijs van een product zijn verwerkt.
B
Belastingen die je altijd contant moet betalen.
C
Belastingen die rechtstreeks aan de overheid betaald worden.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is geen directe belasting
A
Inkomstenbelasting
B
Accijns
C
Vennootschapsbelasting
D
Btw

Slide 30 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van een indirecte belasting
A
Over een glas alcohol betaal je accijns
B
Over een product in de winkel betaal je btw
C
Over je inkomen betaal je inkomstenbelasting
D
Op een camping betaal je toeristenbelasting

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een indirecte belasting?
A
loonbelasting
B
b.t.w.
C
inkomstenbelasting
D
hondenbelasting

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een indirecte belasting?
A
Een belasting die je rechtstreeks aan de overheid betaalt
B
Een belasting die je via de belastingdienst aan de overheid betaalt
C
Een belasting die je via een winkelier aan de overheid betaalt

Slide 33 - Quizvraag

Indirecte belastingen heten zo omdat je ze
A
meteen moet betalen
B
niet meteen hoeft te betalen
C
rechtstreeks aan de overheid betaalt
D
via een winkelier aan de overheid betaalt.

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de miljoenennota?
A
Hetzelfde als de rijksbegroting
B
Dat leest de koning voor op prinsjesdag
C
De uitleg van de rijksbegroting
D
De cijfers van de rijksbegroting in grafieken

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de miljoenennota?
A
Hetzelfde als de rijksbegroting
B
Dat leest de koning voor op prinsjesdag
C
De uitleg van de rijksbegroting
D
De cijfers van de rijksbegroting in grafieken

Slide 36 - Quizvraag

Bruto € 2.100,-. Netto € 1.300,-.
Wat is het belasting/premie percentage?
A
38,1%
B
38,5%
C
61,5%
D
61,9%

Slide 37 - Quizvraag

Het verschil tussen bruto en netto, zowel bij de objectieve als subjectieve methode zijn:
A
De afschrijvingen
B
De inkoopkosten
C
Belastingen

Slide 38 - Quizvraag