Formuleer SMART .
Voorbeeld van een leerdoel:
S: de leerlingen kunnen de kesa gatame goed uitvoeren
M: iedereen kan de greep goed uitvoeren
A: de leerlingen voeren de greep 2x uit
R: de kesa gatame is haalbaar voor alle niveau’s
T: na 20 min heeft iedereen de kesa gatame goed uitgevoerd