Lezen - Woordenschat: het woordenboek gebruiken (keuze-onderdeel)

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
Herhaling: Tekstdoel, Doelgroep, Onderwerp, Hoofdgedachte, Betrouwbare bronnen

Nieuwe theorie: Woordenboekgebruik





Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen - de beste manier van leren
Leren leren

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen
Tekstdoel
Doelgroep
Hoofdgedachte
Betrouwbare bronnen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel?
timer
0:20
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hoofdgedachte bestaat uit
A
een paar woorden
B
een zin

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de hoofdgedachte?
Wat is het onderwerp?
A
Man vindt vogelspin.
B
Vogelspin in fruit.
C
Vondst in Albert Heijn
D
Bart van den Akkers vrouw.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Tekstdoel?
timer
0:10
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overhalen
D
Overtuigen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een doelgroep?
A
aantal mensen in het doel
B
naam van de sponsor
C
de groep mensen waarop de schrijver zich op richt
D
plek om te adverteren

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een....
timer
0:10
A
betrouwbare bron
B
onbetrouwbare bron

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om te bepalen of iets een betrouwbare bron is, let je op:
timer
0:20
A
deskundigheid, populariteit, objectiviteit en bekendheid
B
deskundigheid, objectiviteit, positionering en ontwerp
C
deskundigheid, actualiteit, ontwerp en objectiviteit
D
deskundigheid, bewijsbaarheid, populariteit en aantoonbaarheid

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WOORDENSCHAT

Het woordenboek gebruiken, 
keuze-onderdeel

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo zoek je op in het woordenboek

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waar zoek je werkwoorden op in het woordenboek?
A
stam
B
hele ww
C
voltooid deelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zoek je ............ op in het woordenboek?


bevond
A
bevind
B
bevindt
C
bevinden
D
bevonden

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenwerken
Je krijgt een woordenboek per tweetal
Zoek daarin de volgende woorden op:

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees de strip. Let op de betekenis van 'Ik ben er klaar mee.'

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer twee betekenissen van 'Ik ben er klaar mee.'

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat betekent cruciale in deze tekst?

Slide 24 - Open vraag

Het juiste antwoord bevat:
Heel belangrijke.

Het woord bevatten heb je al eerder gehad. Wat betekent bevat in deze tekst?

Slide 25 - Open vraag

Het juiste antwoord bevat:
Heeft (in zich) / geeft.

Wat bedoelt de schrijver met prik?

Slide 26 - Open vraag

Het juiste antwoord bevat:
Stroom.
Ik kan de betekenis van een woord uit de tekst halen of in een woordenboek vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies