Doel: herhalen van grammaire A zodat iedereen het snapt.
Wat moet je kunnen?
- Je kunt de drie regelmatige werkwoorden vervoegen in de présent.
- Je kunt ook de passé composé vervoegen.
- Je weet welk hulpwerkwoord (avoir of être) je moet gebruiken in de p.c.
- (Dus je moet 'avoir' en 'être' goed kennen!)
- Je weet wat er gebeurt als het hulpwerkwoord 'être' is.