Pak een schrift en beantwoordt de volgende vragen:
1. Welke 4 letters (stikstofbasen) komen voor in het DNA?
2. Wat is een gen?
3. In welke organellen kun je DNA vinden?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.1 DNA in je cellen
Voorkennisvragen
Pak een schrift en beantwoordt de volgende vragen:
1. Welke 4 letters (stikstofbasen) komen voor in het DNA?
2. Wat is een gen?
3. In welke organellen kun je DNA vinden?
Slide 1 - Tekstslide
Doel 17.1
☐ Je kunt beschrijven hoe DNA is opgebouwd.
☐ Je kunt beschrijven hoe DNA in cellen is verpakt.
☐ Je kunt de resultaten van een vergelijkend DNA onderzoek juist interpreteren.
Slide 2 - Tekstslide
www.bioplek.org
Slide 3 - Link
Gedraaide touwladder/ dubbele helix
'Het touw' bestaat uit een fosfaatgroep (PO4) afgewisseld met een suiker (desoxyribose)
DNA-
molecuul
Slide 4 - Tekstslide
'De treden' bestaan uit baseparen.
Er zijn vier verschillende stikstofbasen: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C), Guanine (G)
Combinaties A=T en C≡G
DNA-
molecuul
Slide 5 - Tekstslide
Nucleotide: bouwsteen van DNA
Bestaat uit 1 fosfaatgroep, 1 suiker en 1 stikstofbase
DNA-molecuul
Slide 6 - Tekstslide
De ene streng is complementair aan (een soort negatief van)de andere.
Als je de ene weet, weet je de andere ook.
DNA-molecuul
Slide 7 - Tekstslide
Oriëntatie: Elke streng heeft een 3` kant en een 5` kant. De 3` kant is de kant waar de streng eindigt met de suiker, de 5` kant is de kant die eindigt met de fosfaatgroep.
DNA-molecuul
Slide 8 - Tekstslide
Oriëntatie: Beide strengen liggen andersom georiënteerd.
DNA-molecuul
Slide 9 - Tekstslide
DNA molecuul
Slide 10 - Tekstslide
DNA-molecuul
Slide 11 - Tekstslide
DNA in de kern
DNA (1 molecuul is bijna 2
meter lang) zit met eiwitten
(histonen) opgekruld tot een
chromatinedraad.
Goed kijken naar tabel
70A.
Slide 12 - Tekstslide
DNA in de kern
Tijdens de mitose
spiraliseert het
chromatine verder tot
zichtbare chromo-
somen
Goed kijken naar tabel
70A.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Genoom = totale DNA
Buiten de kern heb je ook DNA in de mitochondriën: mtDNA.
Hierop staan genen voor eiwitten die betrokken zijn bij de dissimilatie (in mitochondria) en verschillende typen RNA die betrokken zijn bij de translatie (paragraaf 19.3).
Slide 15 - Tekstslide
Genoom = totale DNA
mtDNA erft voornamelijk via de moeder over.
Waarom?
Slide 16 - Tekstslide
Genoom
DNA bevat genen: coderend DNA.
Elk gen codeert voor 1 eiwit mbv de volgorde van ATC en G.
Daarnaast bevat DNA veel niet-coderend DNA.
Functie: template voor het maken van rRNA of tRNA, aan/ uitzetten van genen, uiteindes van een chromosoom
Slide 17 - Tekstslide
Repititief DNA
In de ATCG volgorde van het niet-coderende DNA zitten veel herhalende stukken: repititief DNA.
Deze stukken hebben verschillende lengtes (2-1000+ nucleotiden).
Korte repeats (herhalingen) van 2-10 (Short Tandem Repeats - STR's) worden gebruikt bij DNA onderzoek.
Slide 18 - Tekstslide
DNA onderzoek
Op 13 loci op het DNA wordt geteld hoeveel repeats van de STR -GATA- er zitten.
(AMEL wordt gebruikt voor
geslachts-bepaling).
Locus is een specifieke
plek op een chromosoom.
Meervoud: loci.
Slide 19 - Tekstslide
DNA onderzoek
Verwantschapsonderzoek: het aantal repeats van -GATA- op de verschillende loci wordt vergeleken tussen personen.
Sporenonderzoek: het aantal repeats van -GATA- op de verschillende loci wordt vergeleken tussen DNA-spoor en mogelijke dader.
Slide 20 - Tekstslide
BRON 3
Voorbeeld
verwantschaps-
onderzoek
Slide 21 - Tekstslide
Interessant nieuwsbericht
(link op volgende slide)
Slide 22 - Tekstslide
nos.nl
Slide 23 - Link
Doel 17.1
☐ Je kunt beschrijven hoe DNA is opgebouwd.
☐ Je kunt beschrijven hoe DNA in cellen is verpakt.
☐ Je kunt de resultaten van een vergelijkend DNA onderzoek juist interpreteren.