Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen. In de zin ‘De zon geeft ons energie’ is ons het meewerkend voorwerp. Vaak begint het meewerkend voorwerp met het voorzetsel aan – als dat niet in de zin staat, kan het er meestal bij gedacht worden. Enkele voorbeelden:
Julia en Kim gaven een cadeautje aan hun moeder.
Ik vroeg (aan) haar of ze nog op vakantie ging.
Mijn vriend geeft de poes en de hond hun eten.
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
Soms denk je bij het meewerkend voorwerp niet het voorzetsel aan erbij, maar eerder bij. Bijvoorbeeld:
Hij trok zijn dochter een schattig jasje aan.
De procedure was hun onbekend.
Slide 9 - Tekstslide
Oefenen
De dokters hebben de slachtoffers medicijnen gegeven.
De klusjes hebben ons vijftig euro opgeleverd.
Mijn vader veegt de vloer.
Ik eet mijn bord leeg.
Mijn moeder bakt een vers brood.
Mijn vader zingt een liedje.
Marie heeft haar proefwerk met gemak gehaald.
De piloot bestuurt het vliegtuig.
De jager liep door het bos.
Niels heeft een Amerikaanse vader
Schrijf de zinnen over en ontleed met de tekens van paardeskoopers.