In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
th1c
lezen: Spreuken 3: 1 tm 8
hoofd: vergeet Mijn lessen niet
hart: vertrouw op de Heere met heel je hart
handen: bind ze om je hals
Slide 1 - Tekstslide
vandaag....
uitleg grammatica en oefenen
voorlezen Het Pungelhuis
3e uur: gedichten en invullen leesautobiografie
lezen eigen boek
Slide 2 - Tekstslide
GRAMMATICA ZINSDELEN
KORTE HERHALING
Slide 3 - Tekstslide
PERSOONSVORM (PV)
Slide 4 - Tekstslide
ZINSDELEN
een zinsdeel is een woord OF groepje woorden dat bij elkaar hoort (je kunt ze voor de pv zetten)
Je kunt de zin veranderen maar de zinsdelen blijven bij elkaar..
kijk zo:
Slide 5 - Tekstslide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
- Een zindeel kan ook van plaats wisselen in de zin.
Ruben | leert | in de morgen | op zijn kamer | zijn topo.
Op zijn kamer | leert | Ruben | zijn topo | in de morgen.
Zijn topo | leert| Ruben | op zijn kamer | in de morgen.
In de morgen | leert | Ruben | zijn topo | op zijn kamer.
Slide 6 - Tekstslide
ONDERWERP (OW)
Slide 7 - Tekstslide
WERKWOORDELIJK GEZEGDE (WG)
PV + alle andere werkwoorden in de zin.
Slide 8 - Tekstslide
LIJDEND VOORWERP (LV)
Stel jezelf de vraag: wat / wie + wg + ow?
Antwoord = LV
Het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. Er hoeft geen lijdend voorwerp in een zin te staan.
Slide 9 - Tekstslide
huiswerk 5 maart
Leren stappenplan zinsontleden!
snelhechter meenemen.
Slide 10 - Tekstslide
grammatica: ontleden zinsdelen
Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden die voor de pv kunnen = zinsdeel
Zoek het onderwerp: wie (of wat) + pv?
Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin Let op scheidbare werkwoorden: Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg
Zoek het lijdend voorwerp (lv): wie (of wat) + wg + ow?
Slide 11 - Tekstslide
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
schrijf de zin over en ontleed die: pv, zinsdelen, ow, wg, lv
Je hebt mijn computer gisteravond uitgezet.
Slide 13 - Tekstslide
schrijf de zin over en ontleed die: pv, zinsdelen, ow, wg, lv
Ik leer het lijdend voorwerp te vinden.
Slide 14 - Tekstslide
schrijf de zin over en ontleed die: pv, zinsdelen, ow, wg, lv
Caro legt het antwoord uit.
Slide 15 - Tekstslide
schrijf de zin over en ontleed die: pv, zinsdelen, ow, wg, lv
Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
Slide 16 - Tekstslide
schrijf de zin over en ontleed die: pv, zinsdelen, ow, wg, lv
De brugklas kan de zin goed ontleden.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
3e uur
Over gedichten .....zoek op: blz. 84
Slide 19 - Tekstslide
par. 4 over gedichten
kenmerken van een gedicht:
mooie en bijzondere woorden
regels en woorden zijn anders verdeeld
heel vaak over gevoelens: verdriet, verliefdheid
kan ook over gewone dingen gaan: andere manier naar kijken
je hoeft een gedicht niet te begrijpen......
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 1 lezen en maken, bespreken
Slide 21 - Tekstslide
Rijm: als de laatste stukjes van twee woorden hetzelfde klinken, rijmen ze. Bijvoorbeeld: verdriet-niet toeter-computer
Strofe: vaak zijn gedichten door witregels in stukjes verdeeld. Zo'n stukje heet een strofe
Slide 22 - Tekstslide
opdracht 2 lezen en maken, bespreken
Slide 23 - Tekstslide
leesautobiografie
invullen leesautobiografie: inleveren
volgende les: snelhechter meenemen!
Ben je klaar? Dan ga je lezen in je eigen leesboek.