In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Welke actoren herken je in dit filmpje?
Over welke machtsbron(nen) beschikken elk van deze actoren?
timer
3:00
Slide 3 - Tekstslide
https:
Slide 4 - Link
Een promovendus vertelt in zijn presentatie de uitkomst van zijn onderzoek. De professoren oordelen dat hij goed wetenschappelijk te werk is gegaan, maar de uitkomsten vinden ze niet generaliseerbaar.
A
Affectief
B
Cognitief
C
Economisch
D
Politiek
Slide 5 - Quizvraag
Iedere Nederlander vanaf achttien jaar is bij wet verplicht een eigen zorgverzekering af te sluiten.
A
Affectief
B
Cognitief
C
Economisch
D
Politiek
Slide 6 - Quizvraag
Een jongen wil aan het einde van de maand niet uitgaan omdat zijn geld op is. Nadat zijn vrienden hem saai noemen besluit hij toch mee te gaan.
A
Affectief
B
Cognitief
C
Economisch
D
Politiek
Slide 7 - Quizvraag
Een grote supermarktketen koopt kleinere supermarkten op, zodat hij grotendeels de prijzen kan bepalen.
A
Affectief
B
Cognitief
C
Economisch
D
Politiek
Slide 8 - Quizvraag
Een politicus had zich verdiept in een onderwerp en wist er veel vanaf. Toen hij een advies gaf, geloofden velen hem en volgden dit op.
A
Affectief
B
Cognitief
C
Economisch
D
Politiek
Slide 9 - Quizvraag
Een rijke boer had een waterbron op zijn landgoed staan. In tijden van droogte was hij de enige in het dorp met beschikking tot water. Hij maakte daar handig gebruik van door mensen voor dit water te laten werken op zijn land.
A
Affectief
B
Cognitief
C
Economisch
D
Politiek
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Video
7.3 Paradigma's over macht
Leg uit (1) welke theorie de filosoof/socioloog heeft bedacht en (2) waarom dit een goed voorbeeld is van hoe vanuit het bijhorende paradigma naar macht wordt gekeken.
Montesquieu (functionalisme)
Mills (conflict)
Thomas (sociaalconstructivisme)
Hobbes (rationele actor)
Slide 12 - Tekstslide
Vandaag (2/10)
Paradigma's over macht
Adoptie-opdracht
Opdracht 4 (p.24-25) en 8 (p.30)
Slide 13 - Tekstslide
Kunnen jongeren onder de 18 jaar macht uitoefenen op het beleid?
Waarom wel/niet? Welke machtsbronnen hebben jullie (niet) tot jullie beschikking?
timer
1:00
Slide 14 - Tekstslide
https:
Slide 15 - Link
Beschrijf een moment waarop je je heel machtig of net machteloos voelde.
timer
5:00
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Vandaag
7.4 Anarchisme, nazisme & conservatisme
Kernconcept: ideologie
Case: de identitaire beweging in Vlaanderen
Slide 18 - Tekstslide
Memes: vrijheid van meningsuiting versus non-discriminatie?
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Welke kenmerken van het nazisme en conservatisme (p. 35-36) herken je in de ideologie van schild en vrienden?
timer
5:00
Slide 21 - Tekstslide
De overheid moet zo weinig mogelijk taken hebben om burgers te beschermen tegen machtsmisbruik.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme
Slide 22 - Quizvraag
Mensen zijn geneigd te gaan voor eigenbelang. Als dit leidt tot onwenselijke situaties moet de overheid dat hard afstraffen.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme
Slide 23 - Quizvraag
De overheid moet conflicten bij haar burgers niet koste wat kost willen voorkomen, maar juist ook laten gebeuren. Dat brengt het goede naar boven.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme
Slide 24 - Quizvraag
Een klein groepje slimme mensen mag wat regels opstellen om economische relaties zo soepel mogelijk te houden, maar dit moet zo min mogelijk gebeuren.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme
Slide 25 - Quizvraag
Mensen zijn slim genoeg om eerlijk met elkaar om te gaan, daar is geen rechter voor nodig.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme
Slide 26 - Quizvraag
Het nastreven van eigenbelang is goed omdat mensen daarmee kunnen bewijzen dat ze beter zijn dan een ander.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme
Slide 27 - Quizvraag
Om te zorgen dat een samenleving in balans blijft, is het goed om bestaande normen en waarden door te geven aan de volgende generatie.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme
Slide 28 - Quizvraag
Het is goed een leider te hebben die maatregelen door kan voeren om het beste uit het volk naar boven te halen.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme
Slide 29 - Quizvraag
Aan de slag!
Opdracht 11 (p. 34-35)
Slide 30 - Tekstslide
Wat is een ''gefaalde staat''?
Slide 31 - Woordweb
Slide 32 - Video
Kenmerken van een staat
Groep mensen/bevolking
Grondgebied
Geweldsmonopolie & belastingsmonopolie
Souvereine macht (extern en intern), non-interventie
Op basis van deze kenmerken, kan Zuid-Soedan gezien worden als een staat?
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Verandering in politieke macht
Depersonalisering (gezag gekoppeld aan functie in plaats van persoon)
Formalisering (politieke macht is formeel vastgelegd in plaats van geregeld door tradities)
Integratie (belastingen en wetgeving zijn gegroeid in omvang)
Slide 35 - Tekstslide
a) Al op het moment dat de huidige koning een dochter krijgt heeft de kroonprinses een bepaalde status. Ongeacht haar karakter of gedrag krijgt zij gezag omdat ze 'dochter van' is.
A
Depersonalisering
B
Formalisering
C
Integratie
Slide 36 - Quizvraag
b) Vanzelfsprekend was de paus vroeger machtig en bemoeide hij zich met waken van de vorst, en andersom. Zo is het lang doorgegaan, tot er werd ingegrepen in deze gewoonte. Tegenwoordig is er een scheiding van kerk en staat.
A
Depersonalisering
B
Formalisering
C
Integratie
Slide 37 - Quizvraag
c) In plaats van 1 wet over kinderarbeid zijn er nu wel twintig wetten die minderjarigen op verschillende manieren beschermen tegen te zwaar of te veel werk.
A
Depersonalisering
B
Formalisering
C
Integratie
Slide 38 - Quizvraag
d) In de politiek staan alle functies ergens in een hiërarchie, zodat duidelijk wordt wat de bijbehorende verantwoordelijkheden zijn. Deze zijn duidelijk opgeschreven, zodat niemand onder zijn werk vandaan komt of misbruik maakt van de situatie omdat iets bijvoorbeeld niet in zijn contract stond.