Herhaling: politiek P1,4-7 +P3 NL en de wereld
1 / 30
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat wil jij daarnaast
nog bespreken?
nog bespreken?
Slide 3 - Woordweb
Sleep de begrippen naar de juiste plek.
Politiek betekent 'het maken van keuzes en het nemen van beslissingen voor een land, provincie of gemeente. Het maken besturen van het land en dus het maken van beslissingen, wordt gedaan door ................
Zij worden daarbij geholpen door mensen die de wetten uitvoeren, genaamd: ..............
De mensen die de plannen bedenken en de mensen die de plannen uitvoeren, noemen we samen ........................
politici
ambtenaren
de overheid
Slide 4 - Sleepvraag
Geef een voorbeeld van een algemeen belang
Slide 5 - Open vraag
Welke soort democratie?
A
Directe democratie
B
indirecte democratie
Slide 6 - Quizvraag
Onze democratie is een....
A
Directe democratie
B
Indirecte democratie
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Video
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Welke kenmerken (noem er 2) herkende je in de vorige dia?
Slide 11 - Open vraag
Noem minimaal 1 kenmerk die je niet zag (maar wat wel een kenmerk is van een parlementaire democratie)
Slide 12 - Open vraag
Trias Politica betekent ...
A
Er is één groep die de macht heeft
B
scheiding der machten
C
Vrijheid in de politiek
D
Je stemt drie keer per vier jaar
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
bestuurt en deel van de samenleving
ministers en staatssecretarissen samen
De ministers en de koning
onderminister die helpt te besturen
MINISTER
STAATSSECRETARIS
KABINET
Regering
Slide 15 - Sleepvraag
Wie zitten er in de Tweede Kamer?
Minister
oppositiepartijen
de koning
fracties
de voorzitter
coalitiepartijen
Staatssecretaris
Slide 16 - Sleepvraag
34. Welke van deze taken voert de koning uit?
A
Ministers benoemen
B
Regering samenstellen
C
Wetten maken
Slide 17 - Quizvraag
Noem nog 2 taken van de koning
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Video
Welke twee taken heeft het parlement?
1. Stemmen over wetsvoorstellen.
2. Ministers controleren.
3. Ministers en staatssecretarissen kiezen.
4. Wetten uitvoeren.
1. Stemmen over wetsvoorstellen.
2. Ministers controleren.
3. Ministers en staatssecretarissen kiezen.
4. Wetten uitvoeren.
A
1 & 2
B
1 & 3
C
2 & 3
D
3 & 4
Slide 20 - Quizvraag
Over welk recht van het parlement wil je meer uitleg?
Slide 21 - Open vraag
Het woord oppositie van oppositiepartijen betekent...
A
Voorstander
B
Partij in de regering
C
Tegenpartij
D
Eerste Kamer
Slide 22 - Quizvraag
De oppositie is het altijd eens met de regering
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Video
Wie of wat vormt of vormen het dagelijks bestuur van de gemeente?
A
De Burgemeester
B
De gemeenteraad
C
De Wethouders
D
Het College van B&W
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Video
Hoe noemen we het dagelijks bestuur van de provincie?
A
Kabinet
B
Provinciale Staten
C
Eerste Kamer
D
Gedeputeerde Staten
Slide 27 - Quizvraag
18: De functie van wethouder is te vergelijken met de functie van
A
Statenlid
B
Minister
C
Koning
D
Gemeenteraadslid
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Video
Han woont in een ………..
A
Dictatuur
B
Democratie
