2. politiek

2. politiek
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2. politiek

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen...

Slide 2 - Tekstslide

Welke bestuurslaag is verantwoordelijk voor het lokale beleid?
A
Rijksoverheid
B
Waterschap
C
Gemeente
D
Provincie

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de hoogste bestuurslaag in Nederland?
A
Provincie
B
Gemeente
C
Rijksoverheid
D
Waterschap

Slide 4 - Quizvraag

In Nederland bestaat de trias politica.
De trias politica betekent

A
de invloed van politieke partijen
B
de mensenrechten en plichten.
C
de scheiding van de politieke macht.
D
vrije en geheime verkiezingen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het legaliteitsbeginsel?
A
Naast rechten hebben we ook plichten.
B
Je kan niet twee keer worden vervolgd.
C
Iedere handeling van de overheid moet gebaseerd zijn op een wet.
D
De overheid kan ook strafbaar zijn.

Slide 6 - Quizvraag

Het kabinet dient het algemeen belang. Wat is algemeen belang?
A
Iets waar volksvertegenwoordigers hun voordeel uit halen.
B
Iets waar een (groot) deel van de samenleving hun voordeel uit haalt.
C
Het belang van een Tweede kamerlid

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn politieke grondrechten?
A
Rechten die alleen gelden voor burgers.
B
Rechten die alleen gelden voor de politie.
C
Burgerrechten die betrekking hebben op politieke participatie.
D
Rechten die alleen gelden voor politici.

Slide 8 - Quizvraag

Welk grondrecht beschermt de vrijheid van meningsuiting?
A
Artikel 7 van de Nederlandse Grondwet.
B
Artikel 3 van de Nederlandse Grondwet.
C
Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet.
D
Artikel 5 van de Nederlandse Grondwet.

Slide 9 - Quizvraag

Welk grondrecht garandeert het recht op demonstratie?
A
Het recht op privacy.
B
Het recht op vrije vergadering en betoging.
C
Het recht op eigendom.
D
Het recht op vrijheid van godsdienst.

Slide 10 - Quizvraag

Bij welk kenmerk van een dictatuur hoort het begrip CENSUUR?
A
Er zijn schijnverkiezingen
B
Er is geen vrijheid van meningsuiting of persvrijheid
C
Er is geen onafhankelijke rechter
D
Eén persoon of een kleine groep mensen heeft alle macht

Slide 11 - Quizvraag

De politiek gaat over het algemeen belang. Wat is GEEN algemeen belang?
A
Dat Annabel naar school kan
B
Dat Bram zijn opa naar het ziekenhuis kan
C
Dat Christol overal WIFI heeft
D
Dat Dennis naar de sportschool kan

Slide 12 - Quizvraag

De politiek gaat over het algemeen belang. Wat is GEEN algemeen belang?
A
goed onderwijs voor iedereen
B
goedkope en goede zorg
C
goedkope kleding
D
goede straatverlichting

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een verzorgingsstaat?
I. Solidariteit vormt de basis van een verzorgingsstaat
II. In een verzorgingsstaat delen burgers alleen werkeloosheidsrisico's
A
I. is juist II. is onjuist
B
I. is onjuist II. is juist
C
I. en II. zijn juist
D
I. en II. zijn beide onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een verzorgingsstaat?
A
Staat waarin de overheid zorgt voor mensen die minder voor zichzelf kunnen zorgen
B
Staat waarin overheid niet zorgt voor mensen die minder voor zichzelf kunnen zorgen
C
Staat waarin mensen geen overheid nodig hebben om voor hen te zorgen
D
Staat waarin een overheid niets hoeft te doen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een taak van der Tweede Kamer?
A
Het besturen van de ministeries.
B
Het aanstellen van rechters.
C
Het controleren van het beleid van de regering.
D
Het opstellen van de miljoenennota.

Slide 16 - Quizvraag

Waar doet een parlementaire enquête onderzoek naar?
A
Het beleid van de regering
B
De mening van het volk
C
Stemgedrag van kamerleden
D
Maatschappelijke problemen

Slide 17 - Quizvraag

Recht van amendement
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.

Slide 18 - Quizvraag

Recht van amendement heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 19 - Quizvraag

Leerdoelen
- Je kan de machtsmiddelen van het kabinet benoemen
- Je weet welke rol de koning heeft en welke rol de ministers hebben
- Je kan de taken van de regering uitleggen
- Je kan uitleggen wat de verhoudingen zijn tussen het kabinet en het parlement
- Je kan uitleggen hoe de provincie bestuurd wordt en wat de taken zijn van de provincie.
- Je kan uitleggen hoe de gemeente bestuurd wordt en wat de taken zijn van de gemeente.
- Je kan de kenmerken van een parlementaire democratie herkennen en benoemen
- Je kan de verschillende kiesstelsels uitleggen en herkennen

Slide 20 - Tekstslide

Machtsmiddelen van het kabinet
1. Steunen op de meerderheid van het parlement 
2. De beschikbaarheid van deskundige ambtenaren 
3. Het regeerakkoord 
4. Dreigen met een kabinetscrisis: dreigen met aftreden van een minister, staatssecretaris of kabinet

Slide 21 - Tekstslide

∙  
 
∙ 
De regering 
Bestaat uit de koning en de ministers. 
 De koning 
Is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.  
Ministers 
Geven leiding aan een ministerie en de daar werkende ambtenaren. Zij dragen daarvoor politieke verantwoordelijkheid.
Het kabinet 
Bestaat uit de ministers en staatssecretarissen.

Slide 22 - Tekstslide

De verhouding tussen kabinet en parlement
  •  Wetsvoorstellen 
  • Het kabinet kan niet regeren zonder steun 
  •  Verantwoordingsplicht
  • Ministeriële verantwoordelijkheid  
  • Het kabinet heeft een informatieplicht 
  •  Parlement heeft het laatste woord
  • Opzeggen vertrouwen 
  • Motie van wantrouwen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Het bestuur van de provincie
Het bestuur van de provincie bestaat uit:

- De Provinciale Staten
- De Gedeputeerde Staten. 
- de commissaris van de Koning. 

Inwoners van de provincie kiezen de Provinciale Staten.

Slide 25 - Tekstslide