In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
4.17
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 1 - Quizvraag
4.18
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 2 - Quizvraag
4.19
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 3 - Quizvraag
4.20
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 4 - Quizvraag
4.21
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 5 - Quizvraag
4.22
Wat gebeurt er met de dekkingsgraad:
Stijgt
Daalt
Rente stijgt
indexatie
hogere levensverwachting
Stijging v/d premie
Aandelenkoers stijgt
Slide 6 - Sleepvraag
Op 1 januari 2010 heeft Gijs €10.000 op zijn spaarrekening gezet tegen 3% rente per jaar. De rente wordt telkens op het einde van het jaar bijgeschreven op de spaarrekening. a) Bereken het bedrag dat er aan het einde van 2015 begin 2016 op de spaarrekening staat.
Slide 7 - Open vraag
Op 1 januari 2010 heeft Gijs €10.000 op zijn spaarrekening gezet tegen 3% rente per jaar. De rente wordt telkens op het einde van het jaar bijgeschreven op de spaarrekening. b) Bereken de nominale rentevergoeding als % van het ingelegde bedrag in 2 decimalen
Slide 8 - Open vraag
Op 1 januari 2010 heeft Gijs €10.000 op zijn spaarrekening gezet tegen 3% rente per jaar. De rente wordt telkens op het einde van het jaar bijgeschreven op de spaarrekening. De inflatie was 13% in 6 jaar c) Bereken de reële waarde van het spaargeld van Gijs eind 2015
Slide 9 - Open vraag
Op 1 januari 2010 heeft Gijs €10.000 op zijn spaarrekening gezet tegen 3% rente per jaar. De rente wordt telkens op het einde van het jaar bijgeschreven op de spaarrekening. De inflatie was 13% in 6 jaar d) Bereken in % de reële rente vergoeding op het ingelegde bedrag 2010 - 2015 (tip: gebruik de driehoek NIC RIC PIC)