Hoofdstuk 5 - les 1

Hoofdstuk 5 - les 1
Je leert deze les over het afnemen van een interview. 
je leert het verschil tussen open en gesloten vragen. 
Je leert hoe je een vervolg vraag kunt stellen. 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSpeciaal OnderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 - les 1
Je leert deze les over het afnemen van een interview. 
je leert het verschil tussen open en gesloten vragen. 
Je leert hoe je een vervolg vraag kunt stellen. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al over interviews?

Slide 2 - Woordweb

Elsa interviewt haar oma over haar zwemcarrière.
A
meer weten over een onderwerp
B
meer weten over een persoon
C
hoe een groep mensen over iets denkt.

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Theorie
Een interview is een vraaggesprek. Als interviewer stel je vragen aan de geïnterviewde. Met een interview wil je een bepaald doel bereiken: 
- Je wilt meer weten over een onderwerp. 
- Je wilt meer weten over een persoon. 
- Je wilt weten hoe een groep mensen over iets denkt. 

Slide 5 - Tekstslide

Elsa interviewt mensen op de tribune over de veiligheid in het stadion.
A
meer weten over een onderwerp
B
meer weten over een persoon
C
hoe een groep mensen over iets denkt.

Slide 6 - Quizvraag

Elsa interviewt een beroemde voetballer over zijn leven.
A
meer weten over een onderwerp
B
meer weten over een persoon
C
hoe een groep mensen over iets denkt.

Slide 7 - Quizvraag

Wie zou jij wel eens willen interviewen?

Slide 8 - Open vraag

theorie
als je iemand interviewt, moet je goed voorbereid zijn. Zoek van tevoren informatie over de persoon en/of het onderwerp. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het doel van het interview?

Karim interviewt een schaker over zijn jeugd.
A
Meer weten over een onderwerp.
B
Meer weten over een persoon.
C
Weten hoe een groep mensen over iets denkt.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het doel van het interview?

Marina interviewt een sportarts over hardloopblessures.
A
Meer weten over een onderwerp.
B
Meer weten over een persoon.
C
Weten hoe een groep mensen over iets denkt.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het doel van het interview?

Philip vraagt meerdere sporters naar hun mening over het eten in de kantine van hun sportclub.
A
Meer weten over een onderwerp.
B
Meer weten over een persoon.
C
Weten hoe een groep mensen over iets denkt.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het doel van het interview?

De gespreksleider op televisie wil weten hoe de winnaar van een gouden medaille zich voelt.
A
Meer weten over een onderwerp.
B
Meer weten over een persoon.
C
Weten hoe een groep mensen over iets denkt.

Slide 13 - Quizvraag

Theorie
Bedenk voordat je gaat interviewen welke vragen je wilt stellen. Er zijn verschillende soorten vragen die je kunt stellen. 

Je stelt een gesloten vraag als je een kort antwoord wilt. Het antwoord op een gesloten vraag kan bijvoorbeeld ja of nee zijn. Je kunt een geloten vraag vaak herkennen aan hoe hij begint. Meestal staat er een werkwoord aan het begin van een gesloten vraag.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld van gesloten vragen.  
Vind je dat je goed hebt gespeeld? 

Kun je niet meespelen, omdat je een blessure hebt?

Ga je na de wedstrijd naar huis? 

Slide 15 - Tekstslide

Theorie
Je kunt iemand bij het stellen van een gesloten vraag ook een keuze geven. 

Voorbeeld:
Wil je pasta of rijst eten voordat je gaat trainen? - rijst

Wat wil je drinken: water of frisdrank? - Water 

Heb jij groene of witten sokken mee voor de wedstrijd? - Groene. 

Slide 16 - Tekstslide

Theorie
Je kunt een open vraag stellen als je een uitgebreider antwoord wilt. Open vragen beginnen vaak met een vraagwoord. 

Wie, wat, waar, hoe, wanneer en waarom zijn vraagwoorden. 

Voorbeeld:
Hoe heb je de wedstrijd ervaren?
Ik vond het een zware wedstrijd. Ik zat niet lekker in mijn spel en ik voelde me moe. 

Slide 17 - Tekstslide

Open en gesloten vragen quizje
Kies per vraag of dit een open of gesloten vraag is. 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe komt het dat je niet meer wilt trainen?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 19 - Quizvraag

Ben je moe van het zwemmen?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 20 - Quizvraag

Wil je na de training naar de stad of naar huis
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 21 - Quizvraag

Wat vind je zo mooi aan het clubtenue?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 22 - Quizvraag

Theorie
Sommige vragen kun je niet voorbereiden. Dat zijn vragen die ontstaan tijdens het interview. Als iemand iets vertelt wat je nog niet wist, kun je een vervolgvraag stellen. Een vervolgvraag is een reactie op een eerder antwoord. Je kunt ook een vervolgvraag stellen als iemand een onduidelijk antwoord geeft. 

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld
Interviewer:              Is de sfeer in het team goed?
geïnterviewde:        soms 
I nterviewer:             waar hangt dat van af?
geïnterviewde:       Als we winnen is de sfeer goed. Als we  
                                       verliezen juist niet. 

Slide 24 - Tekstslide

Theorie
Een vraag is altijd open of gesloten. Een vervolgvraag is dus ook altijd open of gesloten. Je kunt een gesloten vervolgvraag stellen als je wilt controleren of je iemand goed hebt begrepen. 

Ben je moe van de training?
Het was een zware training?
Dus je bent moe?
Ja, eigenlijk wel. 

Slide 25 - Tekstslide

Theorie
Je kunt een open vervolgvraag stellen als je meer wilt weten over het gegeven antwoord. 

Hoe voelt het om kampioen te zijn?
een beetje raar. 
Wat bedoel je daarmee?
Ik had helemaal niet verwacht dat ik zou winnen, dus ik moet aan het idee wennen. 

Slide 26 - Tekstslide

bedenk een goede vervolg vraag:
Wat ga je doen als je geen gouden medaille wint?
Daar ben ik nog niet helemaal uit.

Slide 27 - Open vraag

Bedenk een goede vervolg vraag:
Het klopt toch dat je morgen in de finale speelt tegen een Fransman?
Nee, want hij is gediskwalificeerd.

Slide 28 - Open vraag

Bedenk een goede vervolg vraag:

Welke sport vind je leuker: tennis of hockey
Weet ik veel.

Slide 29 - Open vraag

Zelfstandig werken. 
Voor de opdracht van hoofdstuk 4 en 5 houd je een interview met een klasgenoot. Deze interview je over zijn/haar weekend. 

Je maakt nu vast 8 vragen (minimaal 4 open vragen) die je aan je klasgenoot kunt stellen. 

Slide 30 - Tekstslide