Toets Hoofdstuk 9

Formatieve toets/ herhaling  Hoofdstuk 9
Na het maken van deze toets heb je inzicht in de beheersting van de leerdoelen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Formatieve toets/ herhaling  Hoofdstuk 9
Na het maken van deze toets heb je inzicht in de beheersting van de leerdoelen

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit wat een orgaan is.

Slide 2 - Open vraag

Welke van de volgende organen zit in de borstholte
A
Hart
B
Maag
C
Lever
D
Hersenen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de taak van het verteringsstelsel
A
Aansturen van organen en spieren
B
Klein maken en opnemen van voedingsstoffen
C
opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
vervoeren van bloed

Slide 4 - Quizvraag

Om te schrijven moeten de spieren en botten in je arm en hand bewegen.
Welke orgaanstelsels zijn betrokken bij deze schrijfbewegingen?
Noteer vijf orgaanstelsels. Zet er telkens bij welke taak het orgaanstelsel heeft

Slide 5 - Open vraag

Om te kunnen bewegen hebben spieren verschillende stoffen nodig.
a Welke stoffen worden aangegeven met de nummers 1 en 2?

Slide 6 - Open vraag

b Welke stoffen gaan de spier in bij nummer 3?
A
alleen stof 1
B
alleen stof 2
C
stof 1 en stof 2
D
geen van beide stoffen

Slide 7 - Quizvraag

Hieronder staat een schematische tekening van een spiercel.
Er gaan stoffen de spier in en uit. De spier kan hierdoor samentrekken
De stoffen 1 en 3 stellen zuurstof en water voor.
Hoe heten de stoffen 2 en 4?

Slide 8 - Open vraag

Door welk proces kan de spier samentrekken?

Slide 9 - Open vraag

Op welke plaats vind dit proces plaats
A
1
B
5
C
3
D
4

Slide 10 - Quizvraag

Marja eet haar bord haastig leeg anders komt ze te laat op school.
Plotseling verslikt ze zich.
Leg uit wat er mis gaat.

Slide 11 - Open vraag

Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen.
B
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen.
C
Voedingsstoffen klein maken zodat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.

Slide 12 - Quizvraag

Sleep naar de juiste plaats
Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
appendix
anus

Slide 13 - Sleepvraag

Peristaltische bewegingen duwen het voedsel van je mond omlaag naar je maag. Als je moet overgeven, gebeurt het omgekeerde. Waar trekt de wand van de slokdarm samen als je eet en waar als je overgeeft: op plaats 1 of op plaats 2?
A
Als je eet op plaats 2, als je overgeeft op plaats 1
B
Als je eet op plaats 1, als je overgeeft op plaats 2.

Slide 14 - Quizvraag

In de darm is de vertering afgemaakt door darmsap. In de dunne darm zit nu glucose. Even later zit de glucose in je bloed. Bekijk de tekening van de dunne darm met bloedvaten hieronder.
A
Glucose is van plaats nummer 1 naar plaats nummer 2 gegaan.
B
Glucose is van plaats nummer 1 naar plaats nummer 3 gegaan.
C
Glucose is van plaats nummer 3 naar plaats nummer 1 gegaan
D
Glucose is van plaats nummer 3 naar plaats nummer 2 gegaan.

Slide 15 - Quizvraag

Sleep de naman naar de juiste onderdelen 
Longblaasje
Luchtpijp
Keelholte
Brongiën 
Neusholte

Slide 16 - Sleepvraag

Bij een adembeweging trekken de tussenribspieren en middenrifspieren samen.
Wat gebeurt hierdoor?


A
De borstkas wordt groter, je ademt in.
B
De borstkas wordt groter, je ademt uit.
C
De borstkas wordt kleiner, je ademt in.
D
De borstkas wordt kleiner, je ademt uit.

Slide 17 - Quizvraag

a Welk deel of welke delen van het bloed vervoeren zuurstof?
b Aan welke stof hecht zuurstof zich in je bloed?

Slide 18 - Open vraag

Hiernaast zie je een tekening van het hart.
Hoe heten de nummers 1, 4, 5, 6?
Schrijf de nummers op met de juiste namen erachter.

Slide 19 - Open vraag

Welke letter geeft de linkerharthelft aan : A of B?
A
A
B
B

Slide 20 - Quizvraag

Leg uit wat de taak van de hartkleppen is.

Slide 21 - Open vraag

Sleep de namen naar de juiste bloedvaten 
Nierslagader
Longader
Leverader
Poortader
Aorta
Longslagader

Slide 22 - Sleepvraag