Na het maken van deze toets heb je al een idee van je beheersing van de leerdoelen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Formatieve toets Je lichaam werkt
Na het maken van deze toets heb je al een idee van je beheersing van de leerdoelen
Slide 1 - Tekstslide
Leg uit wat een orgaan is.
Slide 2 - Open vraag
Welke van de volgende organen zit in de borstholte
A
Hart
B
Maag
C
Lever
D
Hersenen
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de taak van het verteringsstelsel?
A
Aansturen van organen en spieren
B
Klein maken en opnemen van voedingsstoffen
C
opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
vervoeren van bloed
Slide 4 - Quizvraag
Om te schrijven moeten de spieren en botten in je arm en hand bewegen. Welke orgaanstelsels zijn betrokken bij deze schrijfbewegingen? Noteer vijf orgaanstelsels. Zet er telkens bij welke taak het orgaanstelsel heeft!
Slide 5 - Open vraag
Om te kunnen bewegen hebben spieren verschillende stoffen nodig. a Welke stoffen worden aangegeven met de nummers 1 en 2?
Slide 6 - Open vraag
b Welke stoffen gaan de spier in bij nummer 3?
A
alleen stof 1
B
alleen stof 2
C
stof 1 en stof 2
D
geen van beide stoffen
Slide 7 - Quizvraag
Hieronder staat een schematische tekening van een spiercel. Er gaan stoffen de spier in en uit. De spier kan hierdoor samentrekken De stoffen 1 en 3 stellen zuurstof en water voor. Hoe heten de stoffen 2 en 4?
Slide 8 - Open vraag
Door welk proces kan de spier samentrekken?
Slide 9 - Open vraag
Op welke plaats vindt verbranding plaats?
A
1
B
5
C
3
D
4
Slide 10 - Quizvraag
Marja eet haar bord haastig leeg anders komt ze te laat op school. Plotseling verslikt ze zich. Leg uit wat er mis gaat. Wat gebeurt er als je je verslikt?
Slide 11 - Open vraag
Sleep de namen naar de juiste onderdelen
Longblaasje
Luchtpijp
Keelholte
Brongiën
Neusholte
Slide 12 - Sleepvraag
Bij een adembeweging trekken de tussenribspieren en middenrifspieren samen. Wat gebeurt hierdoor?
A
De borstkas wordt groter, je ademt in.
B
De borstkas wordt groter, je ademt uit.
C
De borstkas wordt kleiner, je ademt in.
D
De borstkas wordt kleiner, je ademt uit.
Slide 13 - Quizvraag
a Welk deel of welke delen van het bloed vervoeren zuurstof? b Aan welke stof hecht zuurstof zich in je bloed?
Slide 14 - Open vraag
Hiernaast zie je een tekening van het hart. Hoe heten de nummers 1, 4, 5, 6? Schrijf de nummers op met de juiste namen erachter.
Slide 15 - Open vraag
Welke letter geeft de linkerharthelft aan : A of B?