§11.3 - Je lijkt op (2)

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Laptop op tafel, 

start Lesson-up

Werkboek op tafel

Deze les

• Herhaling 11.2 d.m.v vragen 
• Kennis maken met begrippen en leerdoelen 11.3

Hoeveel chromosomen zitten er in een bevruchte eicel van de mens?

Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?

1. Meiose
2. Mitose
3. Beiden
4. Niet te zeggen

Tijdens de mitose kan een lichaamscel een moment 92 chromosomen hebben.

1. Juist
2. Onjuist

Tijdens de meiose kan een cel een moment 92 chromosomen hebben.

1. Juist
2. Onjuist

Een eicel geeft altijd een X of een Y-chromosoom door.

1. juist
2. onjuist

Wat is het verschil tussen de mitose en meiose.

Examenvraag

Leerdoelen 11.3

- Je kunt uitleggen hoe je aan een eigenschap komt die je ouders niet hebben.

- Je kunt genotypen noteren.

- Je kunt uitleggen wat een intermediaire kruising is en deze kruising noteren.

Iedereen maakt een begrippenlijst van 11.3

Keuze: Werkboekvragen 11.2 maken

Lessonup verder doorwerken en gedeelte maken.

Je kunt uitleggen hoe je aan een eigenschap komt die je ouders niet hebben.

 Moeder heeft 2 genen voor haarkleur, bruin en rood.

- Vader heeft 2 genen voor haarkleur, bruin en rood.

- Vader geeft rood door, moeder geeft rood door. Hun zoon heeft rood haar.

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?

Leg uit waarom je altijd 2 genen hebt die voor een bepaalde eigenschap zorgen (bv haarkleur).

Homozygoot &  heterozygoot

De ouders zijn heterozygoot, ze hebben twee verschillende genen voor haarkleur. Bruin haar is het dominante gen.

De jongen is homozygoot, hij heeft twee dezelfde genen voor haarkleur. Rood haar is het recessieve gen.

Hoe zijn de ouders van de jongen aan het gen voor rood haar gekomen?

Noteer voor de vader, moeder, zoon en dochter het fenotype en of ze homozygoot of heterozygoot zijn.

Je kunt genotypen noteren.

• Een dominant gen komt altijd tot uiting in het fenotype.
• Een recessief gen komt alleen tot uiting in het fenotype als er 2 aanwezig zijn.

Genotypen noteren

Dominant gen - hoofdletter

Recessief gen - kleine letter

AA = homozygoot dominant

Aa = heterozygoot

aa = homozygoot recessief

Noteer voor elk gezinslid het genotype, gebruik de letter B en b.

Je kunt uitleggen wat een intermediaire kruising is en deze kruising noteren.

• Homozygoot wit (Kw)
• Homozygoot rood (Kr)
• Geeft een Heterozygoot roze bloem, genotype KwKr

Er is geen dominant gen, beiden komen tot uiting in het fenotype.

Intermediaire eigenschappen

Een fenotype is intermediair als beide genen even sterk zijn. Er is geen dominant of recessief gen:

Een cavia met langhaar paart met een cavia met kort haar. Het jong heeft half lang haar.
a:Wat kun je zeggen over de eigenschap haarlengte bij cavia's?
b: Noteer van beide cavia's het genotype.

Werkboek vragen maken

3, 5, 7, 9 en 10

Kijk alle vragen goed na, vul je antwoorden (waar nodig) aan en verbeter je fouten.