havo 3 week 45

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bonjour! 

* herhaling futur proche

* apprendre 1,2 

* le verbe savoir=weten

*correction devoirs= 3 t/m 6 unité 2

* werken aan weektaak

Doelen van vandaag;

Je kent het werkwoord savoir en oefent ermee

Je kunt de Futur proche actief gebruiken

Tu te souviens?

Futur proche= .........?

Hoe maak je deze tijd?

Vertaal;
Ce soir, je vais faire une tarte aux pommes

Vertaal;
Il va jouer au basket

Je ne vais pas regarder ce film=

Apprendre 1,2 unité 2

F-N; VERTAAL;

 1. l'avenir

               2. se débrouiller

                     3. se faire des amis

4. le rêve

               5. honnêtement

N-F VERTAAL

                    1. de moedertaal

 2. leren

                        3. het eindexamen

             4. het beroep

    5. kiezen

SAVOIR=WETEN

Neem over in je aantekenschrift!

Let op! Savoir wordt ook vaak gebruikt als kunnen; 

Je sais nager= ik kan zwemmen (ik weet hoe het moet)

Je peux nager = ik kan zwemmen (ik heb spullen bij me)

Présent

je sais= ik weet

tu sais=jij weet

il,elle,on sait= hij,zij,men weet

nous savons=wij weten

vous savez= jullie weten,u weet

ils,elles savent= zij weten

Imparfait

je savais= ik wist

tu savais=jij wist

il,elle,on savait=hij,zij,men wist

nous savions=wij wisten

vous saviez=jullie wisten/u wist

ils,elles savaient=zij wisten

passé composé

J'ai su= ik heb geweten

tu as su=jij hebt geweten

il,elle, on a su= hij ,zij,men heeft geweten

nous avons su=wij

vous avez su=jullie/u

ils,elles ont su=zij

Les devoirs 

maken(faire); exercices 8A t/m D 

Leren (apprendre) ; 1,2,3 + notes