H7 Spelling - Verkleinwoorden

Nederlands - Spelling

Paragraaf 5 verkleinwoorden
Blz. 222 - 223
Ik kan verkleinwoorden spellen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands - Spelling

Paragraaf 5 verkleinwoorden
Blz. 222 - 223
Ik kan verkleinwoorden spellen

Slide 1 - Tekstslide

Eerst herhalen
Wat weet je nog van de vorige lessen? 

Lezen
Nieuw woorden leren
Toets?

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoord = doe-woord
Welk woord is GEEN werkwoord?
A
fietsen
B
fietspad
C
fietst
D
gefietst

Slide 3 - Quizvraag

Persoonsvorm = belangrijkste werkwoord
Wat is de persoonsvorm?

Wij halen morgen een hond uit het asiel.
A
hond
B
morgen
C
wij
D
halen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een omschrijving?
A
Uitleg over een woord
B
Ander woord met dezelfde betekenis
C
Een woord dat je niet kent

Slide 5 - Quizvraag


Wat is een synoniem?
A
Uitleg van een woord
B
Twee woorden met dezelfde betekenis
C
Een woord dat je nog niet kent

Slide 6 - Quizvraag

Geef een synoniem voor het woord:
emoties

Slide 7 - Open vraag

Geef een omschrijving van het woord: emoties

Slide 8 - Open vraag

Onbekend woord.
Ik kreeg een.......... gevoel toen ik de eerste hap nam van die heerlijke taart. Dit maakte mij blij.
A
prettig
B
verleidelijk
C
ontstemd
D
treurig

Slide 9 - Quizvraag

Toets tips
Een synoniem = een ander woord met dezelfde betekenis. 
Omschrijving = uitleg van een woord. 

Betekenis van moeilijke woorden staan altijd in de tekst. Lees verder of een stukje terug. Let op woorden: 
Zoals, dit is, omdat, een voorbeeld van... 


Slide 10 - Tekstslide

Wat denken jullie van de toets?
010

Slide 11 - Poll

Nederlands - Spelling

Paragraaf 5 verkleinwoorden

Ik kan verkleinwoorden spellen

Slide 12 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden zijn de 'kleine' vorm van zelfstandig naamwoorden. 

In het Nederlands worden erg vaak verkleinwoorden gebruikt.

Slide 13 - Tekstslide

Een paar voorbeelden.... 
Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken.
Denk aan:
Boom
Wandeling
Huis
Stoel
Koning

Slide 14 - Tekstslide

Let op!
Soms moet je bij zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ng de -g veranderen in -k. 
Bijvoorbeeld bij:
Koning -> koninkje
Ketting -> kettinkje

Slide 15 - Tekstslide

Dus:
Verkleinwoorden maak je door -je achter het woord te zetten, maar soms moet je er andere letters aan toevoegen om het goed te laten klinken: -pje, -tje of -etje .

Heel soms moet je bij -ng de letter -g veranderen in een -k.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord?
Laptop

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
School

Slide 18 - Open vraag

Welk woord klopt niet?
Wij eten vanavond poffers! Dit zijn van die minipannenkoekjes.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
Stang

Slide 20 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
Ketting

Slide 21 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
Olifant

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
Paard

Slide 23 - Open vraag

Welk woord is een verkleinwoord?
A
Hond
B
Aap
C
Katje
D
Droom

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord is een verkleinwoord?
A
Kerstman
B
Cadeautje
C
Slee
D
Kaars

Slide 25 - Quizvraag

Boom

Huis

Wandeling

School
pje
etje
je
tje

Slide 26 - Sleepvraag

Huiswerk
Boek - Bladzijde 222 - 223

Computer - Spellingoefenen.nl 
Wachwoord: Provmbo

Slide 27 - Tekstslide