Hoofdstuk 4 - Toets

Programma
  • Terugblik
  • Zelfstandig werken
  • Oefentoets 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
  • Terugblik
  • Zelfstandig werken
  • Oefentoets 

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
- Je weet hoe, waar en wanneer de islam is ontstaan.

- Je weet hoe het Arabische Rijk zich heeft verspreid.

-Je weet waar de Arabieren veel kennis over hadden.

-Je kent de begrippen, islam, koran, moslim.

Slide 2 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maken 4.5              vraag 1 t/m 9

bladzijde 98 t/m 101

Slide 3 - Tekstslide

H4 - Herhaling
Monniken en Ridders

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 5 - Quizvraag

Welke volken leefden in Nederland rond 500 na Christus?
A
Friezen, Franken en germanen
B
Franken, Friezen en Saksen

Slide 6 - Quizvraag

Een missionaris is iemand die de kerk in een bepaald gebied leidt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Sleep de uitleg op het juiste begrip!
Klooster
Monnik
Heiden
Geestelijke
Geestelijke die afgezonderd leeft
Woonplaats van monniken
Iemand die in dienst is bij de kerk
Iemand die niet het katholieke geloof heeft

Slide 8 - Sleepvraag

Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 9 - Quizvraag

Zet de woorden op de juiste plaats.

Rond het jaar 500 begint een nieuwe periode in de geschiedenis: de …A…        In het zuiden van Europa waren toen al veel mensen bekeerd tot het …B….          
In de tijd van monniken en ridders van 500 tot …C….       stichtten monniken als Willibrord …D…     om van daaruit de mensen in West-Europa te bekeren.
kloosters
Middeleeuwen
christendom
1000

Slide 10 - Sleepvraag

Waarom werd Karel de Grote, de Grote genoemd?
A
Hij schaamde zich dat hij zo klein was.
B
Zijn vader heette ook groot
C
Hij was groot en had een groot rijk.
D
Hij had een groot gezin

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land
D
De koning heeft zijn land in 20 stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem

Slide 12 - Quizvraag

Welke plichten had een leenman?
Plicht
Geen plicht
Hij moest in zijn gebied doen waar hij zin in had
Hij moest elk jaar belasting betalen aan zijn heer
Hij moest elke ochtend bijtijds opstaan
Hij moest trouw beloven aan zijn leenheer
Als er oorlog was, moest hij meevechten in het leger van zijn leenheer
Hij moest delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen

Slide 13 - Sleepvraag

Waarom gaf Karel de Grote stukken van zijn land te leen?
A
Omdat hij heel vrijgevig was.
B
het rijk was te groot om in zijn eentje te besturen.
C
Hij wilde geen groot rijk hebben.
D
Hij werd gedwongen door zijn ridders.

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noem je iemand die stukken land uitleent aan aan anderen (zoals Karel de Grote)
A
Leenman
B
Leenheer
C
Lener
D
Keizer

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noem je iemand die het land leent van een leenheer
A
Heerman
B
lener
C
leenman
D
heerleen

Slide 16 - Quizvraag

Waar werden de kastelen voor gebouwd?
A
Voor bescherming
B
Om lekker te wonen
C
Om te laten zien hoe rijk je bent.
D
Voor de koning

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn horigen?
A
Boeren die op het gebied van de graaf werken.
B
Boeren die hun eigen stuk land hebben.
C
Ridders die voor de graaf vechten
D
Boeren met een uitstekend gehoor.

Slide 18 - Quizvraag

Wat moesten de horigen niet doen voor de graaf?
A
Een deel van hun oogst geven
B
Voor de graaf vechten.
C
Klusjes voor de graaf doen.
D
Het land beschermen

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je de klusjes die horigen voor de graaf moesten doen?
A
leendiensten
B
Horigendiensten
C
Herendiensten
D
Hofdiensten

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noem je de drie groepen waaruit de middeleeuwse samenleving betstond?
A
Standen
B
Adel
C
Geestelijkheid
D
Hofstelsel

Slide 21 - Quizvraag

Mohammed is...
A
De stichter en profeet van de Islam.
B
De stichter van de islam en de zoon van God
C
De profeet en zoon van god.
D
Hetzelfde als Allah

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel goden zijn er in de Islam
A
3
B
5
C
1
D
Ontelbaar veel

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het heilige boek van de moslims?
A
De Bijbel
B
De Koran
C
De islam
D
De Cordoba

Slide 24 - Quizvraag

Een vrouwelijke monnik is een non
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Monniken bidden zeventien keer per dag
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Het verzorgen van zieken was één van de dingen die monniken deden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Monniken zijn geen geestelijken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Veel monniken konden lezen en schrijven. Zij schreven oude boeken over
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Medina
Mohammed
Mekka
Allah
Moslims
Koran
Heilig boek voor moslims
Stad waar Mohammed in het jaar 622 uit wegvluchtte
De god van de moslims
Stad waar Mohammed in het jaar 622 naartoe vluchtte
Mensen die geloven dat Mohammed de waarheid srprak
De man die droomde dat er maar 1 god was

Slide 30 - Sleepvraag

Waarom liet Bonifatius de heilige eikenboom van de Friezen omhakken?
A
Het omhakken van bomen was om te laten zien dat de Franken beter waren dan de Friezen.
B
Hij heeft de boom niet omgehakt.
C
Er was hout nodig om de eerste kerk voor de Friezen te bouwen
D
Om zo te laten zien dat de goden van de Friezen niet bestonden

Slide 31 - Quizvraag

In welke stad ontstond de islam?
A
Bagdad
B
Rome
C
Mekka
D
Medina

Slide 32 - Quizvraag

In welk tijdvak is de Islam ontstaan?

A
Tijd van de monniken en de ridders
B
Tijd van de Grieken en Romeinen
C
Tijd van steden en staten
D
Tijd van jagers en boeren

Slide 33 - Quizvraag

Wat bedoelen we met:
Missionaris
A
Godsdienstige leiders die tegen de Germanen vochten
B
Mensen met een missie
C
Geestelijken met een missie mensen te bekeren
D
Koningen en edelen die christelijk werden

Slide 34 - Quizvraag

Wat voor soort samenleving ontstond er in de middeleeuwen?
A
Een landbouwsamenleving
B
Een stedelijke samenleving
C
Een industriële samenleving
D
Een samenleving van jagers en boeren

Slide 35 - Quizvraag

Uit welke drie standen bestond de standensamenleving? (van boven naar beneden)
A
Bidders, werkers, vechters
B
Edelen, geestelijken en boeren
C
Geestelijken, edelen en boeren
D
Vechters, werkers, bidders

Slide 36 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een privilege?
A
Belasting betalen
B
Oorlog voeren
C
Molenrecht
D
Vee houden

Slide 37 - Quizvraag