Herhaling H1 t/m 5

Herhaling H1 t/m 5
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Hoe was je vakantie?
Niet leuk
Oké
Leuk
Saai
Fijn

Slide 2 - Poll

Heb je nog (een beetje) geleerd in de vakantie?
Nee
Een beetje
Ja

Slide 3 - Poll

Hoeveel denk je dat er is blijven hangen van hoofdstukken 1 t/m 5?
Niks
Weinig
Een beetje
Veel
Alles

Slide 4 - Poll

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Een koninkrijk, waarin de macht van de vorst wordt beperkt door de grondwet
B
Op eigen grondgebied een volk, dat een eigen gezag heeft
C
Een staatsvorm waarin de burgers kiezen wie het land regeert en waar iedereen zich aan het Nederlandse recht moet houden.

Slide 6 - Quizvraag

Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dat betekent dat .........
A
de bevoegdheden van de lagere overheden centraal worden uitgevoerd
B
de centrale overheid een deel van haar macht heeft afgestaan aan lagere bestuursorganen
C
de centrale overheid alleen wetten kan maken als de Provinciale Staten hun goedkeuring geven

Slide 7 - Quizvraag

Uit welke 3 machten bestaat de trias politica?

Slide 8 - Open vraag

Rijk / land
Provincie
Gemeente
Voorzitter
Dagelijks bestuur / uitvoerende macht
Aan het hoofd / wetgevende macht
College van B&W
Provinciale staten
Burgemeester
Minister president
Gedeputeerde Staten
Commissaris van de Koning
Regering + Staten-generaal
Gemeenteraad
Regering

Slide 9 - Sleepvraag

Welke wetten vormen de basis van het Nederlandse strafrecht?
A
Het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de Rechterlijke Organisatie.
B
Het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.
C
De Algemene wet bestuursrecht, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noem je een verordening, gemaakt door het waterschap?

Slide 11 - Open vraag

Materieel strafrecht is het recht dat bepaalt .........
A
welke gedragingen strafbaar zijn en welke procedure moet worden gevolgd als het formele strafrecht is overtreden
B
welke procedure moet worden gevolgd als het formele strafrecht is overtreden
C
welke gedragingen strafbaar zijn, wie daarvoor strafbaar is en welke straf daarop gesteld kan worden

Slide 12 - Quizvraag

In welke wetboek vindt je procedures die gevolgd moeten worden wanneer het strafrecht is overtreden? Het wetboek van ....

Slide 13 - Open vraag

De rechtsgrond voor de benoeming van een BOA vindt je in artikel ...

Slide 14 - Open vraag

Welke van de onderstaande personen is GEEN direct toezichthouder?
A
Commandant van de Koninklijke Marechaussee.
B
Officier van justitie.
C
Korpschef van de nationale politie.

Slide 15 - Quizvraag

Als je bij bijvoorbeeld de NS gaat werken als BOA, wordt je ... aangewezen.
A
Individueel
B
Categoriaal
C
Bij of krachtens bijzondere wet of verordening

Slide 16 - Quizvraag

Wat verstaat het Wetboek van Strafvordering onder opsporingsambtenaren?
A
Alle ambtenaren die zijn belast met de opsporing van het strafbare feit.
B
Alle ambtenaren die zijn belast met de opsporing van strafbare feiten.
C
Alle personen die zijn belast met de opsporing van het strafbare feit.

Slide 17 - Quizvraag

Uit hoeveel regionale eenheden bestaat het landelijk politiekorps?

Slide 18 - Open vraag

Wat houdt de eed of belofte van zuivering in?
A
De eed of belofte van zuivering is een verklaring waarmee de ambtenaar zweert of verklaart en belooft zich niet te (hebben) laten omkopen.
B
De eed of belofte van zuivering is een verklaring waarmee de ambtenaar belooft om zich niet te zullen laten omkopen.
C
De eed of belofte van zuivering is een verklaring waarmee de ambtenaar zweert of belooft zich aan de geheimhoudingsplicht te houden.

Slide 19 - Quizvraag

Een opsporingsambtenaar neemt een aangifte op van diefstal van een auto. Nadat de aangever en hij de aangifte hebben ondertekend, belooft de aangever de opsporingsambtenaar € 450 als hij de auto weet terug te bezorgen. De opsporingsambtenaar accepteert het aanbod. Zijn de aangever en de opsporingsambtenaar strafbaar voor omkoping?
A
Zowel de aangever als de opsporingsambtenaar zijn strafbaar voor omkoping.
B
Geen van beiden is strafbaar voor omkoping.
C
Alleen de aangever is strafbaar voor omkoping.

Slide 20 - Quizvraag

Wie is de verantwoordelijke met betrekking tot de verwerking van politiegegevens als een politieambtenaar politiegegevens verwerkt?
A
De werkgever van de BOA
B
De minister van Justitie en Veiligheid
C
De korpschef

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noem je het strafbare feit wanneer iemand opzettelijk een valse verklaring onder ede aflegt?

Slide 22 - Open vraag

Wat is een aangifte?
A
Een kennisgeving van een gepleegd strafbaar feit aan een bevoegde opsporingsambtenaar
B
Een uitdrukkelijk verzoek tot vervolging van een dader of medeplichtige
C
Een verzoek tot het instellen van een opsporingsonderzoek tegen een dader of medeplichtige

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer een zoon geld steelt van zijn moeder, is dit een...
A
Ambtshalve vervolgbaar delict
B
Absoluut klachtdelict
C
Relatief klachtdelict

Slide 24 - Quizvraag

Voorbeelden van absolute klachtdelicten zijn...
A
Belediging ambtenaar in functie
B
Stalking
C
Meineed

Slide 25 - Quizvraag

Het materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel houdt in .........
A
dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling
B
dat feiten alleen strafbaar kunnen worden gesteld in een wet in formele zin
C
dat strafvordering alleen plaats heeft op de wijze bij de wet voorzien

Slide 26 - Quizvraag

Boek 1
Boek 2
Boek 3
Misdrijven
Overtredingen
Algemene bepalingen

Slide 27 - Sleepvraag

Wat houdt het territorialiteitsbeginsel in? Op het grondgebied van Nederland .........
A
heeft strafvordering alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien
B
is geen feit strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling
C
is de Nederlandse strafwet van toepassing op ieder die zich daar aan enig strafbaar feit schuldig maakt

Slide 28 - Quizvraag

Een man pleegt het misdrijf zware mishandeling met als gevolg dat het slachtoffer overlijdt. Op dit misdrijf staat een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaar. Voordat de rechter in deze zaak uitspraak heeft gedaan, wordt dit strafmaximum naar tien jaar verhoogd. Met welk strafmaximum moet de rechter rekening houden en waarom?
A
Tien jaar: op grond van het legaliteitsbeginsel moet hij oordelen in overeenstemming met de geldende wetgeving.
B
Acht jaar: volgens het gewoonterecht moet hij de voor de verdachte gunstigste bepaling toepassen.
C
Acht jaar: volgens de wet moet hij de voor de verdachte gunstigste bepaling toepassen.

Slide 29 - Quizvraag

In artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht komt de volgende zin voor: ‘Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning of op een besloten erf waarop een woning staat’. Het begrip ‘woning’ is hier .........
A
een bestanddeel van de kwalificatie
B
een bestanddeel van de sanctie
C
een bestanddeel van de norm

Slide 30 - Quizvraag

Peter wordt aangevallen door de hond van zijn buurman. Hij voelt zich genoodzaakt de aanvallende hond te doden. De hond werd niet door andere personen aangehitst. Op welke strafuitsluitingsgrond zou Peter met succes een beroep kunnen doen?

Slide 31 - Open vraag

Karel wil een condensdroger stelen uit de winkel waar zijn broer Johan als verkoper werkt. Hij vertelt Johan van zijn plan en vraagt of hij op een bepaalde dag bij het verlaten van de winkel de winkeldeur niet op slot wil draaien. Johan stemt toe. Op de afgesproken dag laat Johan opzettelijk de deur van de winkel open. Karel neemt, zoals gepland, een condensdroger weg. Johan kan in deze zaak gestraft worden als .........
A
medepleger
B
pleger
C
medeplichtige

Slide 32 - Quizvraag

Hans en Wim lopen door de stad en zien een fiets tegen een hek staan. De twee jongens besluiten deze fiets te stelen. Hans breekt met een schroevendraaier het slot van de fiets open, waarna Wim de fiets wegneemt. Welke deelnemingsvorm c.q. deelnemingsvormen is of zijn hier van toepassing?
A
Hans is de uitlokker en Wim de medeplichtige
B
Hans is de intellectuele en Wim de materiële dader
C
Hans en Wim zijn medeplegers

Slide 33 - Quizvraag

Een man is aangehouden omdat hij opzettelijk voorwerpen voorhanden had, die bestemd waren tot het begaan van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van twaalf jaren is gesteld. Deze man is .........
A
strafbaar en kan worden veroordeeld wegens voorbereiding van het betreffende misdrijf
B
niet strafbaar zolang het betreffende misdrijf niet is voltooid
C
strafbaar en kan worden veroordeeld wegens poging tot het betreffende misdrijf

Slide 34 - Quizvraag

Petra wordt vervolgd voor poging tot diefstal door middel van braak. De straf op dit delict bedraagt ten hoogste zes jaar gevangenisstraf en/of een geldboete van de vierde categorie. Wat is de maximale gevangenisstraf die de rechter aan Petra kan opleggen? Typ alleen het cijfer.

Slide 35 - Open vraag

Hoe vond je het gaan?
Slecht
Niet zo goed
Redelijk
Wel goed
Heel erg goed

Slide 36 - Poll