In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H1 t/m 4
Slide 1 - Tekstslide
Hoe was je vakantie?
Niet leuk
Oké
Leuk
Saai
Fijn
Slide 2 - Poll
Heb je nog (een beetje) geleerd in de vakantie?
Nee
Een beetje
Ja
Slide 3 - Poll
Hoeveel denk je dat er is blijven hangen van hoofdstukken 1 t/m 4?
Niks
Weinig
Een beetje
Veel
Alles
Slide 4 - Poll
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een constitutionele monarchie?
A
Een koninkrijk, waarin de macht van de vorst wordt beperkt door de grondwet
B
Op eigen grondgebied een volk, dat een eigen gezag heeft
C
Een staatsvorm waarin de burgers kiezen wie het land regeert en waar iedereen zich aan het Nederlandse recht moet houden.
Slide 6 - Quizvraag
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dat betekent dat .........
A
de bevoegdheden van de lagere overheden centraal worden uitgevoerd
B
de centrale overheid een deel van haar macht heeft afgestaan aan lagere bestuursorganen
C
de centrale overheid alleen wetten kan maken als de Provinciale Staten hun goedkeuring geven
Slide 7 - Quizvraag
Uit welke 3 machten bestaat de trias politica?
Slide 8 - Open vraag
Rijk / land
Provincie
Gemeente
Voorzitter
Dagelijks bestuur / uitvoerende macht
Aan het hoofd / wetgevende macht
College van B&W
Provinciale staten
Burgemeester
Minister president
Gedeputeerde Staten
Commissaris van de Koning
Regering + Staten-generaal
Gemeenteraad
Regering
Slide 9 - Sleepvraag
Welke wetten vormen de basis van het Nederlandse strafrecht?
A
Het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de Rechterlijke Organisatie.
B
Het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.
C
De Algemene wet bestuursrecht, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.
Slide 10 - Quizvraag
Hoe noem je een verordening, gemaakt door het waterschap?
Slide 11 - Open vraag
Vul de goede antwoorden in: Een formele wet is gemaakt door ..1.. Een wet in materiële zin geldt voor ..2..
A
1. Regering + Staten-generaal
2. iedereen in een bepaald gebied
B
1. Regering zonder Staten-Generaal
2. iedereen in een bepaald gebied
C
1. Regering + Staten-generaal
2. bepaalde personen zoals het koningshuis
D
1. Regering zonder Staten-generaal
2. bepaalde personen zoals het koningshuis
Slide 12 - Quizvraag
Door wie wordt een Algemene Maatregel van Bestuur (AMVB) gemaakt?
A
Regering + staten-generaal
B
Provinciale staten en/of gemeenteraad
C
Regering zonder staten-generaal
D
Waterschap
Slide 13 - Quizvraag
Wat staat er in een AMVB?
A
Formele regels die voor iedereen altijd gelden
B
Gedetailleerde uitwerking van een formele wet
C
Gedetailleerde uitwerking van een materiële wet
D
Formele regels voor bepaalde personen
Slide 14 - Quizvraag
Wie kan in de gemeente een noodverordening uitvaardigen?
Slide 15 - Open vraag
Materieel strafrecht is het recht dat bepaalt .........
A
welke gedragingen strafbaar zijn en welke procedure moet worden gevolgd als het formele strafrecht is overtreden
B
welke procedure moet worden gevolgd als het formele strafrecht is overtreden
C
welke gedragingen strafbaar zijn, wie daarvoor strafbaar is en welke straf daarop gesteld kan worden
Slide 16 - Quizvraag
In welke wetboek vindt je procedures die gevolgd moeten worden wanneer het strafrecht is overtreden? Oftewel, formeel strafrecht. Het wetboek van ....
Slide 17 - Open vraag
De rechtsgrond voor de benoeming van een BOA vindt je in artikel ...
Slide 18 - Open vraag
Welke van de onderstaande personen is GEEN direct toezichthouder?
A
Commandant van de Koninklijke Marechaussee.
B
Officier van justitie.
C
Korpschef van de nationale politie.
Slide 19 - Quizvraag
Als je bij bijvoorbeeld de NS gaat werken als BOA, wordt je ... aangewezen.
A
Individueel
B
Categoriaal
C
Bij of krachtens bijzondere wet of verordening
Slide 20 - Quizvraag
Wat verstaat het Wetboek van Strafvordering onder opsporingsambtenaren?
A
Alle ambtenaren die zijn belast met de opsporing van het strafbare feit.
B
Alle ambtenaren die zijn belast met de opsporing van strafbare feiten.
C
Alle personen die zijn belast met de opsporing van het strafbare feit.
Slide 21 - Quizvraag
Uit hoeveel regionale eenheden bestaat het landelijk politiekorps?
Slide 22 - Open vraag
Wat houdt de eed of belofte van zuivering in?
A
De eed of belofte van zuivering is een verklaring waarmee de ambtenaar zweert of verklaart en belooft zich niet te (hebben) laten omkopen.
B
De eed of belofte van zuivering is een verklaring waarmee de ambtenaar belooft om zich niet te zullen laten omkopen.
C
De eed of belofte van zuivering is een verklaring waarmee de ambtenaar zweert of belooft zich aan de geheimhoudingsplicht te houden.
Slide 23 - Quizvraag
Een opsporingsambtenaar neemt een aangifte op van diefstal van een auto. Nadat de aangever en hij de aangifte hebben ondertekend, belooft de aangever de opsporingsambtenaar € 450 als hij de auto weet terug te bezorgen. De opsporingsambtenaar accepteert het aanbod. Zijn de aangever en de opsporingsambtenaar strafbaar voor omkoping?
A
Zowel de aangever als de opsporingsambtenaar zijn strafbaar voor omkoping.
B
Geen van beiden is strafbaar voor omkoping.
C
Alleen de aangever is strafbaar voor omkoping.
Slide 24 - Quizvraag
Wie is de verantwoordelijke met betrekking tot de verwerking van politiegegevens als een politieambtenaar politiegegevens verwerkt?
A
De werkgever van de BOA
B
De minister van Justitie en Veiligheid
C
De korpschef
Slide 25 - Quizvraag
Hoe noem je het strafbare feit wanneer iemand opzettelijk een valse verklaring onder ede aflegt?
Slide 26 - Open vraag
Wat is een aangifte?
A
Een kennisgeving van een gepleegd strafbaar feit aan een bevoegde opsporingsambtenaar
B
Een uitdrukkelijk verzoek tot vervolging van een dader of medeplichtige
C
Een verzoek tot het instellen van een opsporingsonderzoek tegen een dader of medeplichtige
Slide 27 - Quizvraag
Wanneer een zoon geld steelt van zijn moeder, is dit een...