Ik weet wat grammatica is, wat de functie hiervan is en hoe talen in hun grammatica kunnen verschillen.
Ik kan officiële en onofficiële grammaticaregels herkennen.
Ik weet wat de kenmerken en functie van zn, lw en bn zijn in een zin.
Ik kan in een zin bepalen wat zn, lw en bn zijn.
Ik kan bijzonderheden met zn, lw en bn in een gegeven zin aanwijzen en uitleggen.
Ik kan zelf nieuwe voorbeelden bedenken van zinnen die bijzonderheden hebben met zn, lw en bn.
Slide 3 - Tekstslide
Lezen
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Praten over boeken
Welk genre of thema?
Slide 5 - Tekstslide
Oh ja!! Of toch niet?
Weet je precies hoe het zit met zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden en denk je dat je verder geen uitleg nodig hebt? Ga dan aan de slag met opdracht 1 t/m 8 (blz. 27-29).
Liever nog wat uitleg? Let dan nog even op!
Slide 6 - Tekstslide
Grammatica H6
Een zelfstandig naamwoord geeft een naam aan ‘zelfstandige’ dingen.
namen van mensen, dieren en dingen (eigennamen)
Ludo Sanders, Fikkie, Rijksmuseum
woorden voor concrete zaken
tafel, laptop, toets
woorden voor abstracte zaken
twijfel, werk, grootte
Slide 7 - Tekstslide
Zo herken je het
’de’, ‘het’, ‘een’ :
de taart, het kopje, een stekker
enkelvoud of meervoud:
taart - taarten, kopje – kopjes
verkleinwoord:
taart - taartje, kop - kopje
Slide 8 - Tekstslide
Lidwoord
hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
de, het, een
Slide 9 - Tekstslide
Zo herken je het
bepaald lidwoord: ‘de, het’
mannelijk de leraar
vrouwelijk de actrice
onzijdig het station, het autootje
onbepaald lidwoord: ‘een’
mannelijk een leraar
vrouwelijk een beroemde actrice
onzijdig een koud, leeg station
Slide 10 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Geeft extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
Een opblaasbare tent
De nieuwe telefoon
De gewijzigde openingstijden
Slide 11 - Tekstslide
Hoe herken je het bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord:
zegt iets over een zelfstandig naamwoord;
staat er direct voor en soms erachter;
Een paarse krokodil.
De krokodil is paars.
heeft een ‘verbogen’ vorm
Het ticket is goedkoop.
het goedkope ticket
Slide 12 - Tekstslide
Hoe herken je het bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord:
kan zelfstandig gebruikt worden;
Ik wil een blauwe, geen groene.
heeft vaak trappen van vergelijking;
Deze is laag, die is lager en die het laagst.
zijn soms deelwoorden van werkwoorden.
Blaffende honden bijten niet.
Slide 13 - Tekstslide
Kortom...
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor eigennamen en concrete en abstracte dingen.
Lidwoorden horen altijd bij een zelfstandig naamwoord.
Bijvoeglijke naamwoorden geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
Slide 14 - Tekstslide
Aan de slag!
Kies uit:
Werken aan je weektaak (opdracht 1 t/m 6 van H5 en opdracht 1 t/m 8 van H6)
Lezen
Werken aan je boekopdracht
Slide 15 - Tekstslide
Wat heb je geleerd vandaag?
Slide 16 - Woordweb
Wat ga je deze week leren?
Ik weet wat grammatica is, wat de functie hiervan is en hoe talen in hun grammatica kunnen verschillen.
Ik kan officiële en onofficiële grammaticaregels herkennen.
Ik weet wat de kenmerken en functie van zn, lw en bn zijn in een zin.
Ik kan in een zin bepalen wat zn, lw en bn zijn.
Ik kan bijzonderheden met zn, lw en bn in een gegeven zin aanwijzen en uitleggen.
Ik kan zelf nieuwe voorbeelden bedenken van zinnen die bijzonderheden hebben met zn, lw en bn.