Benoem de ww: hww, kww, zww
1. Mijn broer is vorige week op een hele feestelijke manier dokter geworden.
2. Waarom moeten we elke dag een stukje uit ons boek lezen?
3. Het schoolwerk blijkt toch een stuk moeilijker te zijn.
4. Op de markt staat een marktkoopman al de hele dag heel hard te roepen.