In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Wat zijn kenmerken van een goede tekst?
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn kenmerken van een goede tekst?
goede inhoud
goede opbouw
goede toon
goede zinnen
goede spelling
goede lay-out
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Klinkerbotsing
Slide 4 - Tekstslide
Klinkerbotsing of dubbelklank
Dubbelklanken bestaan uit twee letters die samen een nieuwe klank vormen. Bijvoorbeeld: deur
Slide 5 - Tekstslide
Klinkerbotsing betekent dat er twee klinkers naast elkaar staan die je als één klank kunt lezen, terwijl ze bij verschillende lettergrepen horen. Bijvoorbeeld: reünie
Klinkerbotsing of dubbelklank
Slide 6 - Tekstslide
Bij welke klinkers is er géén sprake van klinkerbotsing in een samenstelling?
A
ao
B
eu
C
ou
D
ui
Slide 7 - Quizvraag
Bij welke klinkers is er sprake van klinkerbotsing in een samenstelling?
A
aa
B
ea
C
ia
D
oa
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
wat doen we als twee klinkers botsen?
In een woord of afleiding: met een trema
- reunie [fout] → reünie
- geergerd [fout] → geërgerd
- officiele [fout] → officiële
- tweeentwintig [fout] → tweeëntwintig
Slide 10 - Tekstslide
In een samenstelling: met een verbindingstreepje
- meeeter [fout] → mee-eter
wat doen we als twee klinkers botsen?
Slide 11 - Tekstslide
Bij meervoudsvormen (let op de klemtoon!): met een trema
- fantasieen [fout] → fantasieën
- bacterien [fout] → bacteriën
wat doen we als twee klinkers botsen?
Slide 12 - Tekstslide
Klemtoon
Ligt de klemtoon op de laatste lettergreep?
Dan schrijf je + en: fantasie + en = fantasieën
Ligt de klemtoon niet op de laatste lettergreep?
Dan schrijf je + n: bacterie + n = bacteriën
In beide gevallen krijgt de laatste e in het woord een trema: ë.