Spelling plot les 1 t/m 8

Spelling les 1 t/m 8 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling les 1 t/m 8 

Slide 1 - Tekstslide

wat zijn klinkers ook al weer?

Slide 2 - Open vraag

1. klinkerbotsing 
Klinkerbotsing betekent dat er twee klinkers naast elkaar staan die je als één klank kunt lezen, terwijl ze bij verschillende lettergrepen horen.

Slide 3 - Tekstslide

Weet jij een woord met klinkerbotsing?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

wat doen we als twee klinkers botsen?
Hoe los je klinkerbotsing op?

In een woord of afleiding: met een trema
- reunie [fout] → reünie
- geergerd [fout] → geërgerd
- officiele [fout] → officiële
- tweeentwintig [fout] → tweeëntwintig

In een samenstelling: met een verbindingsstreepje 
- meeeter [fout] → mee-eter

Bij meervoudsvormen (let op de klemtoon!): met een trema
- fantasieen [fout] → fantasieën
- bacterien [fout] → bacteriën


Slide 6 - Tekstslide

Welk woord is goed?
A
poëzie
B
ge-etter
C
drieen
D
feën

Slide 7 - Quizvraag

opdrachen maken 
- toolbox: spelling - klinkerbotsing 
- les 1 in plot (opdr. 1 t/m 13)



Slide 8 - Tekstslide

1.2 korte en lange klanken 
Veel woorden en namen eindigen op een klinker: Milou, code, cadeau, spray, opa, Theo, paraplu, taxi.

Bij dubbelklanken en korte klanken is er geen uitspraakprobleem als je er letters achter zet:
Miloutje, codes, cadeautje, cadeaus, sprays.

Bij de meeste lange klanken ontstaat er wel een uitspraakprobleem als je er letters achter zet:
[fout] opatje, Theos boek, paraplutje, taxis.


maak een samenvatting of schrijf mee '

Slide 9 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een klinker mer een lange klank, zoals foto

Slide 10 - Woordweb

Wat doe je met woorden dieneinidigen op een lange klank?

Slide 11 - Tekstslide

2.1.1 verkleinvorm:
Bij korte klanken, dubbelklanken en woorden op -ee is er geen uitspraakprobleem: je zet er gewoon -tje achter. 
- bureau → bureautje
Bij woorden op -i kun je de i verlengen door er een e bij te zetten:
- taxi → taxietje
Bij woorden op é zet je er een e bij en het accentteken vervalt.
- café → cafeetje
Als je geen extra letters kunt zetten, dan gebruik je een apostrof:
- baby → baby’tje
Bij afkortingen en tekens gebruik je ook een apostrof:
- wc → wc’tje

Slide 12 - Tekstslide

 2.1.2 meervoud:
Bij korte klanken, dubbelklanken en woorden op -ee en é is er geen uitspraakprobleem: je zet er gewoon -s achter. 

ziekte → ziektes
cadeau → cadeaus

In alle andere gevallen gebruik je een apostrof:

cola → cola’s
radio → radio’s

Bij afkortingen en tekens gebruik je ook een apostrof:

wc → wc’s
€ → €’s

Slide 13 - Tekstslide

opdrachten maken:
- toolbox: spellimh - korte en lange klanken
- les 2 in Plot  

Slide 14 - Tekstslide