Zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Zww, hww en hww
Je leert wat een koppelwerkwoord is.
Je leert wat het verschil is tussen
zelfstandige, hulp- en koppelwerkwoorden.
Slide 4 - Tekstslide
Werkwoorden
In een zin kun je drie verschillende soorten werkwoorden hebben:
1. zelfstandig werkwoord [zww]
2. hulpwerkwoord [hww]
3. koppelwerkwoord [kww]
Slide 5 - Tekstslide
Herkennen van [hww] en [zww]
1. Als de zin maar één werkwoord heeft dan is dat zelfstandig:
Wij winnende spannende wedstrijd.
2. Als de zin meerdere werkwoorden heeft dan is er maar één zelfstandig werkwoord, de rest zijn hulpwerkwoorden: Wij hebben zaterdag de spannende wedstrijd gewonnen.
Wij willen zaterdag de spannende wedstrijdwinnen.
Slide 6 - Tekstslide
Meerdere werkwoorden?
Peter is naar huis gefietst.
Rohan heeft nog steeds niet geslapen.
Het belangrijkste werkwoord is het zelfstandig werkwoord. Je kunt het niet weglaten.
Het andere werkwoord is een hulpwerkwoord.
Twee ww? De pv is altijd hww!
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het zelfstandig werkwoord?
Hij wil volgend jaar zijn hele huis laten schilderen.
A
schilderen
B
wil
C
laten
D
zijn
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn de hulpwerkwoorden?
Ik hoop dat we de film in de bios kunnen gaan kijken.
A
hoop + kunnen + kijken
B
hoop + kunnen + gaan
C
kunnen + gaan
D
gaan + kijken
Slide 9 - Quizvraag
Koppelwerkwoord [kww]
Een koppelwerkwoord KOPPELT het onderwerp van de zin aan het bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap.
koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
(heten, dunken, voorkomen)
Slide 10 - Tekstslide
Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?
Een zelfstandig werkwoord geeft een handeling aan:
Jan loopt naar school (Jan doet een handeling) = zww
Een koppelwerkwoord geeft géén handeling aan.
Jan is heel moe (Jan is iets, géén handeling) = kww
Jan wordt blij van zijn hond (Jan wordt iets) = kww Jan schijnt heel sterk te zijn.= kww
Slide 11 - Tekstslide
Zww, Hww of Kww?
Een zin heeft dus ALTIJD een zww of een kww!
Alle andere werkwoorden zijn dan hww.
John woont op de hoek van de straat. = zww
John lijkt een sportieve man. = kww
John kan heel goed voetballen. = hww + zww
Door trainen is hij heel goed geworden. = hww + kww
Slide 12 - Tekstslide
koppelwerkwoord
geen koppelwerkwoord
zijn
schijnen
worden
lijken
blijken
blijven
willen
proberen
zingen
kunnen
drinken
Slide 13 - Sleepvraag
'zijn'
LET OP! Het werkwoord zijn kan alle drie zijn!
Ik ben op school. = zww (zich bevinden)
Ik ben gisteren naar de bios gegaan. = hww + zww
Ik ben heel sportief. = kww (eigenschap)
Slide 14 - Tekstslide
'worden'
LET OP! Het werkwoord worden kan hww/kww zijn!
Ik word morgen 16. = kww (eigenschap)
Er wordt veel gepraat over dat bericht. = hww + zww
Slide 15 - Tekstslide
Wat is het koppelwerkwoord?
De kinderen zijn ouder dan de kleuters die in de tuin spelen.
A
zijn
B
spelen
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het koppelwerkwoord?
De nieuwe maatregelen bleken best wel streng, we mochten nog steeds niet naar school gaan.
A
mogen
B
bleken
C
gaan
D
streng
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het koppelwerkwoord?
Ik ben vanmorgen ziek geworden.
A
ben
B
geworden
Slide 18 - Quizvraag
hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
Hij is bleek geworden.
Zij is een docent.
Hij blijkt grappig te zijn.
Zij is een optimist gebleven.
De fietser werd misselijk.
Hij wil agent worden.
Slide 19 - Sleepvraag
Wat is het KWW in deze zin? 'Een beter milieu begint bij jezelf.'
A
Beter
B
Begint
C
Er is geen KWW
D
Jezelf
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het KWW in deze zin? 'Mijn oma wordt morgen honderd jaar.'
A
Wordt
B
Er is geen KWW
C
Honderd
D
Mijn oma
Slide 21 - Quizvraag
De column in dit tijdschrift schijnt wel 8 spreekwoorden te bevatten. [zww] =
A
schijnt
B
bevatten
Slide 22 - Quizvraag
Helaas werd de camera boven het stoplicht niet opgemerkt. [hww] =
A
werd
B
opgemerkt
Slide 23 - Quizvraag
Na zijn debuut bij FC Twente zou hij onverminderd fanatiek blijven. [blijven] =