(H)V1 H7 Woordformules herhaling

H7 Woordformules
Herhaling

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H7 Woordformules
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

formule is ....
 een r...l (kort mogelijk) waarin beschreven staat hoe je een bepaalde b.r.......g moet uitvoeren

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen
Grafiek tekenen bij een tabel 
Van beschrijving (tekst of plaatje) naar formule
Grafieken bij formules
Lineaire formules
Formules opstellen bij grafieken
Vergelijken met grafieken

Slide 3 - Tekstslide

doe mee
om te ontdekken of je je genoeg hebt voorbereid 

Slide 4 - Tekstslide

leerdoelen
Grafiek tekenen bij een tabel 
Van beschrijving (tekst of plaatje) naar formule
Grafieken bij formules
Lineaire formules
Formules opstellen bij grafieken
Vergelijken met grafieken

Slide 5 - Tekstslide

Het maken van een woordformule.
Een taxichauffeur vraagt 5 euro voorrijkosten. 
Daarna kost een ritje 2 euro per km.



Welke woordformule kan je bij deze beschrijving maken om uit te rekenen hoeveel een onbekend aantal km kost bij deze chauffeur?

Slide 6 - Tekstslide

schrijf je formule op bij

Een taxichauffeur vraagt 5 euro voorrijkosten.
Daarna kost een ritje 2 euro per km. Met welke formule kun je de totale kosten berekenen?

Slide 7 - Open vraag

Dit is een ....
A
grafiek
B
tabel
C
formule

Slide 8 - Quizvraag

ik kan bij een tabel een grafiek tekenen

A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Waar moet je op letten bij het tekenen
van een grafiek bij een tabel?

Slide 10 - Woordweb

Als ik bij deze grafiek
een tabel wil maken,
dan zie je....
A
bovenin de tabel staan de uren
B
onderin de tabel staat inhoud
C
onderin de tabel staat inhoud
D
bovenin de tabel staat tijd

Slide 11 - Quizvraag

tijd in uren
0
25
inhoud in liter

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

ik kan een formule bij een tabel maken
A
ja
B
soms
C
nee

Slide 14 - Quizvraag

maak een formule bij
deze tabel

Slide 15 - Open vraag

Wat is jou meest gemaakte fout bij het maken van een formule bij een grafiek

Slide 16 - Open vraag

formule ?
beginwaarde = 140


Slide 17 - Tekstslide

formule
beginwaarde = 140
de waarde nemen toe, grafiek stijgt
het neemt per maand met 20 euro toe


+ 20
+ 1

Slide 18 - Tekstslide

formule
beginwaarde = 140
de waarde nemen toe, grafiek stijgt
het neemt per maand met 20 euro toe

140 +  tijd x 20 = bedrag
140 + 20 x tijd = bedrag

+ 20
+ 1

Slide 19 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een formule die hoort bij een stijgende grafiek.

Slide 20 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een formule die hoort bij een dalende grafiek.

Slide 21 - Open vraag

maak een formule bij deze tabel

Slide 22 - Open vraag

Probeer nu zelf weer eens?
Welke formule kun je maken bij deze grafiek?

Slide 23 - Tekstslide


Slide 24 - Open vraag

welke formule hoort bij deze grafiek?

Slide 25 - Open vraag

ik kan een formule bij een grafiek maken
A
ja, volgens mij wel
B
soms, gaat niet altijd goed
C
nee, ik heb geen idee

Slide 26 - Quizvraag

Stel de formule op
1. Waar start de grafiek? 
2. Stijgt of daalt hij?
3. Lees roosterpunten af en maak tabel
4. Hoe groot is de stap?
5. Stel de formule op

Slide 27 - Tekstslide

Stel de formule op
1. Waar start de grafiek?  4
2. Stijgt of daalt hij? stijgt
3. Lees roosterpunten af en maak tabel
 (0,4) (2,8) (4,12)





4. Hoeveel neemt het bedrag toe per uur? 2
5. Stel de formule op: 4 + 2 x tijd = bedrag
tijd in uren
0
2
4
bedrag in E
4
8
12

Slide 28 - Tekstslide

Welke grafieken zijn lineair?
A
1, 2
B
2, 3, 4
C
1, 4
D
allemaal

Slide 29 - Quizvraag

welke formule is niet lineair?
A
bedrag = 1 + 3 x tijd
B
hoogte = 10 - tijd x 4
C
hoogte = 10 - tijd x tijd
D
bedrag = 3 x tijd

Slide 30 - Quizvraag

Welke woordformule past bij deze grafiek?

Slide 31 - Open vraag

Je ziet hier 3 tabellen waar je
een grafiek van zou kunnen
maken.
Welke grafieken zijn lineair?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3

Slide 32 - Quizvraag

Wanneer kan je het beste 2 grafieken in 1 assenstelsel tekenen?
A
Omdat het er leuker uitziet.
B
Om dingen te vergelijken
C
Om ruimte te besparen.

Slide 33 - Quizvraag

Als iets niet gelijk lukt , dan maak je een t......l

Slide 34 - Open vraag

Nog vragen over dit hoofdstuk?
Schrijf je vraag op.

Slide 35 - Open vraag

Na deze les voel ik me
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Welk cijfer denk je te halen op de toets?
010

Slide 37 - Poll

Oefenen
Ga thuis aan de slag met leerdoelen
 die je nog steeds lastig vindt.
Maak de samenvatting, oefenproefwerk 
en 
kijk na!!!!
Succes.


Slide 38 - Tekstslide