2.1 DNA

H2.    DNA
9.1 DNA
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H2.    DNA
9.1 DNA

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

DNA
Bevat informatie over erfelijke eigenschappen.
Geheel aan erfelijke informatie noem je ook wel het genoom.
Alle cellen in één organisme hebben hetzelfde genoom.

Slide 3 - Tekstslide

Karyogram

Slide 4 - Tekstslide

mtDNA
DNA in chloroplasten

Slide 5 - Tekstslide

Prokaryoot
DNA ligt in een cirkel in het cytoplasma.
Sommige prokaryoten hebben ook korte stukjes circulair DNA (plasmiden).
Alles samen=genoom.

Slide 6 - Tekstslide

Bouw
DNA molecuul = nucleïnezuur

Zuurgroep, voor het eerst ontdekt in celkern (nucleus).
Bestaat uit  aan elkaar gekoppelde nucleotiden.

Slide 7 - Tekstslide

Structuur ATCG
Verbinding

Slide 8 - Tekstslide

Bouw DNA

Slide 9 - Tekstslide

Genen
  • 1 chromosoom bevat meerdere genen.
  • Een gen bevat informatie voor 1 of meerdere eiwitten.
  • Gen voor oogkleur bevat dus informatie hoe de eiwitten gemaakt moeten worden die jouw ogen kleur geven.
  • DNA sequentie: de volgorde van de ATCG (stikstofbasen).
  • De DNA sequentie van een gen bepaald welk eiwit wordt gesynthetiseerd (gemaakt).

Slide 10 - Tekstslide

Genen
  • Staan op een vaste plek in ons DNA.
  • Dus mijn gen voor oogkleur staat op hetzelfde chromosoom als bij jou.
  • Omdat je van elk chromosoom er 2 hebt, heb je dus voor al je eigenschappen 2 genen. 
  • Omdat deze van elkaar kunnen verschillen, noemen we de verschillende varianten allelen.

Slide 11 - Tekstslide

Niet-coderend DNA
Slechts een klein deel van ons DNA codeert (bevat de code) voor een eiwit.
Groot gedeelte maakt geen eiwitten, wordt vaak ''junk-DNA'' genoemd. 
98,5% van ons DNA is niet-coderend.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Aan de slag
9.1     De bouw en functie van DNA
Opdracht 1 t/m 8

Slide 14 - Tekstslide

Bs 2: DNA replicatie

Slide 15 - Tekstslide

Celcyclus
In welk deel van de celcyclus vindt DNA replicatie plaats?

Slide 16 - Tekstslide

Replicatie
De verbindingen tussen de basenparen wordt verbroken.
Kernplasma: vrije nucleotiden
Enzym: DNA Polymerase schuift langs de oude streng en bindt vrije nucleotiden aan de enkelvoudige streng vast.

Slide 17 - Tekstslide

Replicatie
Zo krijg je 2 identieke DNA-moleculen.
In het midden blijft het nog aan elkaar zitten: centromeer.

Chromosoom bestaat uit 2 chromatiden.

Slide 18 - Tekstslide

Diploïd
Van elk chromosoom 2 (2n)

Haploïd is als je van een chromosoom 1 hebt (1n).

Replicatie ook wel:
2n -> 2n + 2n


Slide 19 - Tekstslide

Maken:
1- 6

Slide 20 - Tekstslide

Bs 3: eiwitsynthese
Wat is het verschil tussen DNA replicatie en eiwitsynthese?

Slide 21 - Tekstslide

Verschil
DNA/RNA

dubbele streng/enkele streng
In de kern/in de kern+buiten kern

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

eiwitten
Bestaan uit een lange keten van aminozuren.
Er bestaan 20 verschillende soorten aminozuren.
De code voor de volgorde van aminozuren staat vast in de nucleotidenvolgorde van het RNA (volgorde AUCG).

De code voor 1 aminozuur zijn 3 opeenvolgende nucleotiden: codon. (zie blz 71)

Slide 24 - Tekstslide

start/stop
De synthese van een aminozuurketen begint altijd bij het ''start'' codon en stopt bij het ''stop'' codon.

Start codon is altijd AUG, er zijn meerdere stopcodonnen. Zoek eens een code op van een stop codon.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

aminozuren
In de cel is altijd een voorraad van de 20 aminozuren aanwezig. Deze wordt aangevuld door bijvoorbeeld voeding. 
Meerdere ribosomen kunnen hetzelfde RNA lezen -> veel eiwitten

Slide 27 - Tekstslide

eiwitten
Ribosomen in cytoplasma of op endoplasmatisch ret.
Eiwitten op endoplasmatisch reticulum zijn nog niet ''af''.
In golgisysteem uiteindelijke vorm.

Slide 28 - Tekstslide

maken:
7-9

Slide 29 - Tekstslide