Bs 1 + 2 + 3

DNA
De bouw en functie
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

DNA
De bouw en functie

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen:
Lees het artikel op blz 60/61 over hemochromatose
Maak opdracht 1

Slide 2 - Tekstslide

DNA
Bevat informatie over erfelijke eigenschappen.
Geheel aan erfelijke informatie noem je ook wel het genoom.
Alle cellen in één organime hebben hetzelfde genoom.

Slide 3 - Tekstslide

mtDNA
DNA in chloroplasten

Slide 4 - Tekstslide

prokaryoot
DNA ligt in een cirkel in het cytoplasma.
Sommige prokaryoten hebben ook korte stukjes circulair DNA (plasmiden).
Alles samen=genoom.

Slide 5 - Tekstslide

Bouw
DNA molecuul = nucleïnezuur
Zuurgroep, voor het eerst ontdekt in celkern (nucleus).
Bestaat uit  aan elkaar gekoppelde nucleotiden.

Slide 6 - Tekstslide

Nucleotide

Slide 7 - Tekstslide

Structuur ATCG
Verbinding

Slide 8 - Tekstslide

Genen
  • 1 chromosoom bevat meerdere genen.
  • Een gen bevat informatie voor 1 of meerdere eiwitten.
  • Gen voor oogkleur bevat dus informatie hoe de eiwitten gemaakt moeten worden die jouw ogen kleur geven.
  • DNA sequentie: de volgorde van de ATCG (stikstofbasen).
  • De DNA sequentie van een gen bepaald welk eiwit wordt gesynthetiseerd (gemaakt).

Slide 9 - Tekstslide

Genen
  • Staan op een vaste plek in ons DNA.
  • Dus mijn gen voor oogkleur staat op hetzelfde chromosoom als bij jou.
  • Omdat je van elk chromosoom er 2 hebt, heb je dus voor al je eigenschappen 2 genen. 
  • Omdat deze van elkaar kunnen verschillen, noemen we de verschillende varianten allelen.

Slide 10 - Tekstslide

Niet-coderend DNA
Slechts een klein deel van ons DNA codeert (bevat de code) voor een eiwit.
Groot gedeelte maakt geen eiwitten, wordt vaak ''junk-DNA'' genoemd. 
98,5% van ons DNA is niet-coderend.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Maken: 1 + 2 + 3

Slide 13 - Tekstslide

Bs 2: DNA replicatie

Slide 14 - Tekstslide

Celcyclus
In welk deel van de celcyclus vindt DNA replicatie plaats?

Slide 15 - Tekstslide

Replicatie
De verbindingen tussen de basenparen wordt verbroken.
Kernplasma: vrije nucleotiden
Enzym: DNA Polymerase schuift langs de oude streng en bindt vrije nucleotiden aan de enkelvoudige streng vast.

Slide 16 - Tekstslide

DNA replicatie
  • polymerase
  • nieuwe ketens DNA

Slide 17 - Tekstslide

Replicatie
Zo krijg je 2 identieke DNA-moleculen.
In het midden blijft het nog aan elkaar zitten: centromeer.

Chromosoom bestaat uit 2 chromatiden.

Slide 18 - Tekstslide

Diploïd
Van elk chromosoom 2 (2n)

Haploïd is als je van een chromosoom 1 hebt (1n).

Replicatie ook wel:
2n -> 2n + 2n


Slide 19 - Tekstslide

Maken:
1- 6

Slide 20 - Tekstslide

BS 3: eiwitsynthese
Wat is het verschil tussen DNA replicatie en eiwitsynthese?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

DNA
Hoe werkt de eiwitsynthese?
RNA
Eiwit
Ribosoom
transcriptie
translatie

Slide 23 - Sleepvraag

Verschil
DNA/RNA

dubbele streng/enkele streng
In de kern/in de kern+buiten kern

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Eiwitten
  • Bestaan uit een lange keten van aminozuren.
  • Er bestaan 20 verschillende soorten aminozuren.
  • De code voor de volgorde van aminozuren staat vast in de nucleotidenvolgorde van het RNA (volgorde AUCG).
  • De code voor 1 aminozuur zijn 3 opeenvolgende nucleotiden: codon. (zie blz 71, startcodon AUG)

Slide 26 - Tekstslide

Startcodon & Stopcodon
  • De synthese van een aminozuurketen begint altijd bij het ''start'' codon en stopt bij het ''stop'' codon.
  • Start codon is altijd AUG, er zijn meerdere stopcodonnen. Zoek eens een code op van een stop codon.

BINAS Tabel 71G

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Welk van de onderstaande codons is geen stopcodon?
A
UAA
B
UGA
C
UAG
D
UAU

Slide 30 - Quizvraag

Voor welk aminozuur bevat het codon ACG de code?
A
serine
B
cysteïne
C
tryptofaan
D
threonine

Slide 31 - Quizvraag

aminozuren
  • In de cel is altijd een voorraad van de 20 aminozuren aanwezig. Deze wordt aangevuld door bijvoorbeeld voeding. 
  • Meerdere ribosomen kunnen hetzelfde RNA lezen -> veel eiwitten

Slide 32 - Tekstslide

Eiwitten
  • Ribosomen in cytoplasma of op endoplasmatisch reticulum (ER).
  • Eiwitten op ER zijn nog niet ''af''.
  • In golgisysteem krijgen eiwitten uiteindelijke vorm.

Slide 33 - Tekstslide

Maken 11 t/m 15

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video