Dominos des verbes p. 84 havo
1. Maak ieder 8 dominokaartjes. Gebruik zowel de présent als de passé composé.
2. Schud alle kaarten van je groepje door elkaar en verdeel de kaartjes eerlijk.
3. Leg om de beurt een kaart die past aan een eerder gelegde kaart.
4. Als je niet kunt sla je een beurt over.
5. De leerling die als eerste al zijn kaarten heeft gelegd, wint.