hfdst 7 paragraaf 7

Programma

1. Inleiding  ondernemingsvormen
2. Uitleg H7 paragraaf 7
3. Aan de slag (opdrachten oefenen)
4. Slot (Wat heb je geleerd)
5. HW controle/maken

Lesdoelen:
  • in staat om de 5 ondernemingsvormen in eigen woorden te benoemen.
  •  in staat om van elke ondernemingsvorm 1 kenmerk te noemen.                   

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma

1. Inleiding  ondernemingsvormen
2. Uitleg H7 paragraaf 7
3. Aan de slag (opdrachten oefenen)
4. Slot (Wat heb je geleerd)
5. HW controle/maken

Lesdoelen:
  • in staat om de 5 ondernemingsvormen in eigen woorden te benoemen.
  •  in staat om van elke ondernemingsvorm 1 kenmerk te noemen.                   

Slide 1 - Tekstslide

Ondernemer worden
* Onderneming verkoopt goederen of diensten om winst te maken!
* Je moet ingeschreven zijn bij de KVK (kamer van Koophandel)
DEZE geeft advies voor de beste ondernemingsvorm.
* Je hebt kapitaal nodig om te investeren. ---- lening bij de bank ----goed ondernemings plan.

Slide 2 - Tekstslide

Ondernemings vormen

Slide 3 - Tekstslide

Bij een oprichting van een bedrijf heb je een lening nodig. Wat heb je nodig om deze lening te krijgen?
A
Een marketing plan
B
Een ondernemingsplan
C
Een KvK nummer
D
Zowel een kvk nummer en een marketing plan

Slide 4 - Quizvraag

Welke ondernemingsvormen zijn er?
Noem één kenmerk per onderneming!

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer voor kooplieden
B
Kamer van Handel
C
Koopwaar en Koophandel
D
Kamer van Koophandel

Slide 6 - Quizvraag

Stichting
* Ander doel dan winst maken.
* geld dat stichtingen krijgen komt van schenkingen en subsidies. Dit mag niet worden uitgekeerd aan het bestuur.

BV. Giro 555, Wakker dier, Stichting vluchtelingen.

Slide 7 - Tekstslide

Belasting
Ondernemers moeten belasting betalen over hun winst.
* Eigenaren eenmanszaken/VOF betalen inkomsten belasting.

* BV/NV betalen venootschapsbelasting. Een stichting betaalt ook venootschapsbelasting.

 

Slide 8 - Tekstslide

Wat voor een belasting betaald een VOF en eenmanszaak
A
Inkomstenbelasting
B
Vennootschapsbelasting
C
Inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor een belasting betaald een BV en NV
A
Inkomstenbelasting
B
vennootschapsbelasting
C
Inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een stichting en noem een voorbeeld?

Slide 11 - Open vraag

Wat heb je nu geleerd?

Slide 12 - Tekstslide

Noem drie belangrijke dingen die je hebt geleerd deze les.

Slide 13 - Open vraag