5.4 Dominant vs recessief

5.4 Dominant vs recessief
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.4 Dominant vs recessief

Slide 1 - Tekstslide

In deze les leer je over
- Herhaling 5.3
- dominante en recessive allelen
- Gensymbolen

Slide 2 - Tekstslide

Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan nieuwe genotypen in de nakomelingen
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Bij ongeslachtelijk voortplanting is het genotype van de nakomelingen een kloon van de ouder.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Hoe kan een eeneiige tweeling ontstaan?
A
Bij de ovulatie komen 2 eicellen vrij die beide worden bevrucht
B
een eicel wordt bevrucht door 2 zaadcellen
C
Bij een bevruchte eicel raken cellen van elkaar los tijdens de eerste delingen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent heterozygoot?
A
2 verschillende chromosomen
B
2 verschillende genen op 2 verschillende chromosomen
C
2 verschillende allelen op een homoloog chromosomenpaar
D
dezelfde allelen op een homoloog chromosomenpaar

Slide 6 - Quizvraag

dominant/recessief

Slide 7 - Tekstslide

gensymbolen (van genotype!)
A = dominant gen op autosoom
a = recessief gen op autosoom
elk chromosomenpaar heeft 2 allelen, 
dus of 
AA                        Aa                           aa
homozygoot   heterozygoot     homozygoot
dominant                                          recessief
 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

genotype/fenotype
dominant: bruin haar           recessief: blond haar
genotype:
AA                        Aa                           aa
homozygoot   heterozygoot     homozygoot
dominant                                          recessief

fenotype
bruin                    bruin                      blond

 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Twee genen van een genenpaar bevatten informatie voor dezelfde erfelijke eigenschap
A
Juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Bij een runderen is het roodharige allel ressesief en het zwartharige allel dominant.
Wat is het genotype van een roodharige koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
AA of Aa

Slide 13 - Quizvraag

Bij een runderen is het roodharige allel ressesief en het zwartharige allel dominant. Wat is het genotype van een zwartharige koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
AA of Aa

Slide 14 - Quizvraag

Bij een runderen is het roodharige allel ressesief en het zwartharige allel dominant.
Hoe noem je het genotype van een roodharige koe?
A
heterozygoot
B
homozygoot dominant
C
homozygoot recessief

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Maak 5.4 opdrachten van 10 en 11

Slide 17 - Tekstslide