Dracht: maximale afstand die straling door een stof kan gaan.
Halveringsdikte: afstand waarna de helft van de straling is gestopt.
soort straling
ioniserend vermogen
doordringend vermogen
sterk
zwak
matig
matig
zwak
sterk
α
β
γ
Slide 2 - Tekstslide
Dracht
Maximale afstand die een deeltje in een stof kan afleggen heet de dracht. Dit is afhankelijk van:
- De soort straling.
- De soort stof waar het doorheen gaat.
- De energie van de straling.
Voor - en - straling is dat een afstand van een paar cm.
α
β
Slide 3 - Tekstslide
Halveringsdikte
De halveringsdikte is de dikte
waaropde helft van de straling is
tegengehouden.
1 d = 50%
2 d = 25%
3 d = 12,5%
4 d = 6,25&
21
21
21
21
Slide 4 - Tekstslide
Halveringsdikte
Halveringsdikte is afhankelijk van
- soort straling
- energie van de straling
- de stof waar de straling
door heen gaat.
Binas
28 F
Slide 5 - Tekstslide
Verzwakking van -straling
met I = stralingsintensiteit na bepaalde hoeveelheid halveringsdiktes. I0= oorspronkelijke stralingsintensiteit.
n = hoeveelheid halveringsdiktes.
Binas
35 E3
γ
I=I0(21)n
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 30
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 30
Gegevens
E = 100 keV = 0,1 MeV
d = 0,53 mm = 0,053 cm
stof = lood
d1/2 =
Gevraagd
Hoeveel procent van de straling wordt gestopt?
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 30
Gegevens
E = 100 keV = 0,1 MeV
d = 0,53 mm = 0,053 cm
stof = lood
d1/2 = 0,0106 cm (Binas 29F)
Gevraagd
Hoeveel procent van de straling wordt gestopt?
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 30
Gegevens
E = 100 keV = 0,1 MeV
d = 0,53 mm = 0,053 cm
stof = lood
d1/2 = 0,0106 cm (Binas 28F)
Gevraagd
Hoeveel procent van de straling wordt gestopt?
Berekening n = d / d1/2
n = 0,053 / 0,0106 = 5
Doorgelaten deel
%
Gestopte deel
100 - 3,1 = 96,9 %
(21)5=0,031=3,1
Slide 11 - Tekstslide
Halveringsdikte
Doorgelaten deel =
met d = dikte van de stof
d1/2 = halveringsdikte
(21)n
n=d21d
Slide 12 - Tekstslide
Huiswerk
Maak opdr 36
Slide 13 - Tekstslide
Kernverval
Moederkern
Dochterkern
Straling
Slide 14 - Tekstslide
Kern verval
Moederkern
Dochterkern
Straling
WANNEER GEBEURT DIT?
Slide 15 - Tekstslide
De
wetenschappers
Slide 16 - Tekstslide
Meten aan kernverval
Een stralingsmeter, ook wel
geiger-müller teller, of gm-teller,
vangt straling op een geeft
een piepje als het iets heeft
opgevangen.
Slide 17 - Tekstslide
Redenen waarom gm-tellers niet erg nauwkeurig zijn:
1) Weet niet of het alpha of beta straling heeft gedetecteerd.
2) Meet ook straling uit het
heelal en uit de muren van
je huis.
3) Straling gaat alle kanten op,
niet alleen naar de meter.
Slide 18 - Tekstslide
Redenen waarom we gm-tellers toch gebruiken.
1) We hebben geen
andere goedkope optie.
Slide 19 - Tekstslide
Wat kan je met de meting van een stralingsmeter?
De hoeveelheid kernen die per seconde vervallen noemen de activiteit van een bron.
Dit drukken we uit in
becquerel (Bq).
1 Bq = 1 kern per seconde.
Slide 20 - Tekstslide
Voorbeeld
Je meet een radioactieve bron met een gm-teller. Na een minuut geeft de gm-teller een waarde van 780 aan. Je weet dat de achtergrond straling van 60 per minuut is.
Wat is de activiteit van deze radioactieve bron?
Slide 21 - Tekstslide
Antwoord
Straling van de bron = 780 - 60 = 720 deeltjes per minuut.