In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 12 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De urineblaas heeft als functie opslag van urine
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
welke functie heeft de huid ?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Een injectienaald moet door een aantal huidlagen heen totdat hij bij de bloedvaten terecht komt. Door welke huidlagen moet de naald heen?
Slide 5 - Open vraag
opslag urine
afgifte warmte
Uitscheiding ureum
productie glycogeen
opslag vet
Urineblaaas
Huid
NIeren
Lever
pijpbeenderen
Slide 6 - Sleepvraag
Welk nummer geeft een talgklier aan?
A
1
B
3
C
5
D
7
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Lichaamstermperatuur
Normaal: rond de 37 graden
Koorts: HOGER dan 38 graden
Onderkoeling: 35 graden of lager
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer heeft iemand koorts ?
A
Bij 35 graden
B
Bij 37.5 graden
C
Bij 38,5 graden
D
Bij 36.5 graden
Slide 11 - Quizvraag
Wanneer is iemand onderkoeld ?
A
Bij 34 graden
B
Bij 36 graden
C
Bij 37 graden
D
Bij 38 graden
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Video
Cheyenne heeft bloedgroep AB en is resusnegatief. Hoeveel verschillende typen bloedfactoren( antigenen) uit het ABO schema bevinden zich in haar rode bloedcellen?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 14 - Quizvraag
Rhesusfactor
rode bloedcellen kunnen ook een extra factor bezitten, dan zijn ze resuspositief: A+, B+, AB+, 0+
Slide 15 - Tekstslide
Resusfactor
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Soms heeft een kind in de baarmoeder een ander resusfactor dan de moeder. Dit kan gevaar opleveren voor het kind. Is de moeder in dit geval resuspositief of resusnegatief? en het kind?
A
Beide resusnegatief.
B
De moeder is resusnegatief en het kind resuspositief.
C
Beide zijn resuspositief.
D
De moeder is resuspositief en het kind resusnegatief.
Slide 18 - Quizvraag
Een vrouw bevalt van haar tweede kindje die resuspositief is. Wat had een arts kunnen doen EN wanneer waardoor het kindje geen resus positieve verschijnselen had gekregen?
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Video
Welk woord hoort bij de volgende beschrijving ? Van het uitwendig milieu Naar het inwendig milieu
A
uitscheiding
B
reserves aanvullen
C
voedsel opnemen
D
reserves opnemen
Slide 21 - Quizvraag
Welk woord hoort bij de volgende beschrijving? VAN opslag in organen NAAR inwendig milieu
A
reserves aanvullen
B
reserves opnemen
C
uitscheiding
D
voedsel opnemen
Slide 22 - Quizvraag
Welk woord hoort bij de volgende beschrijving? VAN Inwendig milieu NAAR uitwendig milieu
A
Uitscheiding
B
Voedsel opnemen
C
Reserves aanvullen
D
Groene kool met saus
Slide 23 - Quizvraag
Welk woord past ? Van uitwendig milieu naar uitwendig milieu ?
A
voedsel opnemen
B
reserves opnemen
C
produceren van reserves
D
produceren van uitwerpselen
Slide 24 - Quizvraag
Immuniteit
twee vormen:
natuurlijke immuniteit: geheugencellen gemaakt door binnendringen ziekteverwekker
kunstmatige immuniteit: geheugencellen gemaakt door inspuiten van ziekteverwekker
ziekteverwekker is gedood of verzwakt, of alleen antigenen
Slide 25 - Tekstslide
Hoe noem je het wanneer het lichaam (eigen) geheugencellen maakt tegen ziekteverwekkers?
Slide 26 - Open vraag
Verworven immuunsysteem
B cellen
1. Ziekteverwekker komt lichaam binnen
2. Witte bloedcel maakt antistoffen
3. Antistoffen binden zich aan de ziekteverwekker
4. Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt
Slide 27 - Tekstslide
Tot welke groep bloeddeeltjes behoren de B-cellen?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplasma
D
Bloedplaatjes
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Video
Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden dan antistoffen ingespoten?
A
alleen antigenen
B
alleen antistoffen
C
zowel antigenen als antistoffen
Slide 30 - Quizvraag
Iemand denkt allergisch te zijn voor eieren.. Hoe heten de stoffen in het bloed die zich binden aan de eiwitten uit eieren?
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Video
komt gele koorts ook voor in Nederland ?
A
Ja
B
Nee
C
Weet niet
Slide 33 - Quizvraag
Moeten mensen in Nederland zich vaccineren tegen gele koorts
A
Ja
B
Nee
C
Weet niet
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Video
Welk orgaan kan worden aangetast bij Hepatitis B ?
A
Hart
B
Nieren
C
Lever
Slide 36 - Quizvraag
opperhuid
in lederhuid
onderhuids bindsweefsel
talgklier
haren
tastknopje
vet
pijnpunt
drukzintuig
bloedvat
haarspiertje
zweetklier
Slide 37 - Sleepvraag
Slide 38 - Video
Wat is een functie van de lever?
A
opslaan van suiker
B
productie van talg
C
productie van gal
D
afbraak giftige stoffen
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Video
Bevinden de nieren zich onder of boven het middenrif ?
A
onder
B
boven
Slide 42 - Quizvraag
Een vrouw heeft nierbekken ontsteking. Deze is gekomen door bacteriën in de urinebuis. Door welke delen zijn de bacteriën achtereenvolgens gekomen op hun weg naar het nierbekken?
A
door de baarmoeder en eileider
B
door de urineblaas en urineleider
C
door de urineblaas en de eileider
D
door de baarmoeder en plasbuis
Slide 43 - Quizvraag
Slide 44 - Video
Slide 45 - Video
Waarom gebruikt iemand antibiotica?
A
om de vorming van antistoffen te bevorderen
B
om bacteriën te doden
C
om antistoffen af te breken
Slide 46 - Quizvraag
Actieve immunisatie
Actieve immunisatie = verzwakte of dode ziekteverwekkers in je lichaam spuiten, zodat het lichaam zelf antistoffen gaat maken.
Het voordeel van actieve immunisatie in vergelijk met passieve immunisatie is dat bij actieve immunisatie geheugencellen ontstaan.
Slide 47 - Tekstslide
actieve of passieve immunisatie?
Bij actieve immunisatie krijg je de ziekteverwekker toegediend en maak je zelf antistoffen
Bij passieve immunisatie krijg je antistoffen ingespoten als je geen tijd te verliezen hebt
Slide 48 - Tekstslide
Wanneer iemand geïnjecteerd wordt mer antistoffen gaat het dan om actieve of passieve immunisatie?
A
Actieve immunisatie
B
Passieve immunisatie
Slide 49 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van Actieve immunisatie ?
Slide 50 - Open vraag
Welk orgaan breekt eiwitten af ?
A
Hart
B
Lever
C
Nieren
Slide 51 - Quizvraag
Welke stof ontstaat er bij afbraak van eiwitten?
A
ureum
B
urine
C
fibrinogeen
D
rode bloedcellen
Slide 52 - Quizvraag
alcohol
Wanneer je alcohol drinkt wordt verdwijnt een deel van de alcohol uit je lichaam. ( ong.2 procent). Het andere deel wordt door je lichaam afgebroken.
Je NIEREN breken dit af.
Slide 53 - Tekstslide
Waar in je lichaam wordt alcohol vooral afgebroken?