Bijwoord of voorzetsel?
Hij is verantwoordelijk VOOR de organisatie.
A
Voorzetsel
B
Bijwoord
1 / 18
Onderdelen in deze les
Hij is verantwoordelijk VOOR de organisatie.
A
Voorzetsel
B
Bijwoord
Slide 1 - Quizvraag
Hij zit helemaal in de knoop MET zichzelf.
A
Voorzetsel
B
Bijwoord
Slide 2 - Quizvraag
VANDAAG komen de brieven aan.
A
Bijwoord
B
Voorzetsel
Slide 3 - Quizvraag
Je doet dat meestal IN combinatie MET een ander vak.
A
Bijwoord
B
Voorzetsel
Slide 4 - Quizvraag
Dat is een ERG mooie kanarie.
A
Bijwoord
B
Voorzetsel
Slide 5 - Quizvraag
Ik ben tevreden OVER de beloning.
A
Voorzetsel
B
Bijwoord
Slide 6 - Quizvraag
GISTEREN zagen we OP de televisie een ERG uitgebreide reportage. Voorzetsel(s) of bijwoord(en)?
Slide 7 - Open vraag
WEGENS de staking kon hij NIET OP tijd zijn. Voorzetsel(s) of bijwoord(en)?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?
Slide 10 - Open vraag
Koppel
werkwoord
Geen koppel
werkwoord
Blijven
Worden
Verschijnen
Heten
Zijn
Fietsen
Lijken
Hebben
Willen
Slide 11 - Sleepvraag
Slide 12 - Tekstslide
Niet alle medewerkers ZIJN leuk.
A
zelfstandig ww
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord
Slide 13 - Quizvraag
Iemand anders HEEFT die woorden op het bord geschreven
A
Koppelwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Hulpwerkwoord
Slide 14 - Quizvraag
Iemand anders heeft die woorden op het bord GESCHREVEN
A
koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
Slide 15 - Quizvraag
Kom je vanavond naar het vuurwerk KIJKEN
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
Slide 16 - Quizvraag
Hij SCHIJNT met een zaklamp.
A
Wel koppelwerkwoord
B
Geen koppelwerkwoord
Slide 17 - Quizvraag
Hij SCHIJNT nogal slim.
A
Wel koppelwerkwoord
B
Geen koppelwerkwoord
