Tekenbeet

Jeugdvoorziening

- Tekenbeet

- Voorlichtingsposter maken


  1. Jassen uit 
  2. Telefoon in de zak 
  3. Pen op tafel  

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Jeugdvoorziening

- Tekenbeet

- Voorlichtingsposter maken


  1. Jassen uit 
  2. Telefoon in de zak 
  3. Pen op tafel  

Slide 1 - Tekstslide

Binnen = beginnen
Jullie gaan zelf een poster maken over klassenregels. WC, water drinken. Geef antwoord op de volgende vragen: wat doe jij, wat doet de docent en hoe helpen we elkaar tijdens de lessen

Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les!

- Je kunt uitleggen wat een teek is.

- Je kunt uitleggen waarom een teek op je huid komt, en op welke plekken die te vinden is op je lichaam.

- Je kunt uitleggen waarom een tekenbeet gevaarlijk kan zijn en hoe je deze kan voorkomen.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

EHBO 



Tekenbeet

Slide 5 - Tekstslide

Voorkomen is natuurlijk beter dan genezen. Zijn er teken actief, zorg dan dat je goed voorbereid de natuur in gaat.
  1. Gebruik DEET
  2. Blijf op de paden.
  3. Draag lichtgekleurde, huid bedekkende kleding.
  4. Trek Bugsox aan
  5. Controleer zodra je thuiskomt

Slide 6 - Tekstslide

Tekenbeet
Teken houden van warme, vochtige plekken. Ze kunnen zich overal op je lichaam vastzetten, maar geven de voorkeur aan een plekje in je oksel, lies, knieholte, onder het randje van je onderbroek, achter je oren of rond de haargrens in je nek. Controleer die plekjes dus als eerste als je in het bos of op de hei bent geweest.

Slide 7 - Tekstslide

Tekenbeet
  1. Met een tekenlepel verwijderen
  2. Teek bewaren in een potje
  3. Datum opschrijven in de agenda

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer neem je contact op met een huisarts? 
Als het niet lukt om de teek te verwijderen, neem dan contact op met de huisarts. Neem ook contact op met de huisarts als in de eerste maanden na de tekenbeet:

  • een rode vlek op de huid ontstaat die steeds groter wordt. 
  • een grieperig gevoel ontstaat met koorts en spierpijn.
  • je dubbel gaat zien of een scheef aangezicht krijgt.
  • je pijn, krachtverlies of tintelingen in je ledematen krijgt.
  • gewrichtsklachten ontstaan. 

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!!
  1. Voorlichtingsposter maken over een tekenbeet 
  2. Gebruik je theorie +criteria punten 

Slide 10 - Tekstslide

Wat ging goed? Wat ga je de volgende keer anders doen? 

Slide 11 - Tekstslide

Het telefoongesprek
Als je telefoneert, kan de ander je wel horen maar niet zien. Alle communicatie gebeurt via je stem. Je stem is dus erg belangrijk. Sommige mensen hebben van nature een prettige telefoonstem. Als je deze niet hebt, zul je extra moeten letten op je intonatie. Intonatie is het spreken met verschillende toonhoogtes in je stem. Aan het eind van een vraag gaat je stem bijvoorbeeld omhoog. Maar intonatie is ook klemtoon leggen op woorden die belangrijk zijn in een zin. Let bijvoorbeeld op het verschil in deze zinnen:
Nee, ik wil morgen naar de wínkel.
Nee, ik wil mórgen naar de winkel.
Als je met een goede intonatie spreekt, klinkt je stem vriendelijker en levendiger, maar ook duidelijker.

Slide 12 - Tekstslide

Het telefoongesprek
Voor de inhoud van het gesprek zijn er regels waar je op moet letten:
Noem bij de opening van het gesprek de naam van de instelling waar je werkt.
Zeg: ‘Goedemorgen’ of ‘Goedemiddag’ en noem daarna luid en duidelijk je naam.
Let op goede omgangsvormen. Zeg niet zomaar ‘je’ of ‘jij’ tegen de ander. Bij een zakelijk gesprek, zeg je ‘u’. Blijf altijd beleefd!
Luister goed naar de ander en herhaal eventueel wat de ander gezegd heeft om te checken of je het goed hebt gehoord.
Als de ander een vraag stelt waar je op dat moment geen antwoord hebt, kun je het beste zeggen dat je op dit moment geen antwoord hebt. Leg uit dat je het antwoord gaat uitzoeken voor de ander en dat je zo snel mogelijk terug zult bellen met het antwoord. Je noteert de naam en het telefoonnummer van de ander en je noteert de vraag.
Zorg dat je je belofte ook echt nakomt! Zoek het antwoord op de vraag, vraag het bijvoorbeeld aan een collega of aan je baas en bel daarna terug met het antwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Het gesprek
Voor de inhoud van het gesprek zijn er regels waar je op moet letten:
Noem bij de opening van het gesprek de naam van de instelling waar je werkt.
Zeg: ‘Goedemorgen’ of ‘Goedemiddag’ en noem daarna luid en duidelijk je naam.
  • Let op goede omgangsvormen. Zeg niet zomaar ‘je’ of ‘jij’ tegen de ander. Bij een zakelijk gesprek, zeg je ‘u’. Blijf altijd beleefd!
  • Luister goed naar de ander en herhaal eventueel wat de ander gezegd heeft om te checken of je het goed hebt gehoord.
  • Als de ander een vraag stelt waar je op dat moment geen antwoord hebt, kun je het beste zeggen dat je op dit moment geen antwoord hebt. Leg uit dat je het antwoord gaat uitzoeken voor de ander en dat je zo snel mogelijk terug zult bellen met het antwoord. Je noteert de naam en het telefoonnummer van de ander en je noteert de vraag.
  • Zorg dat je je belofte ook echt nakomt! Zoek het antwoord op de vraag, vraag het bijvoorbeeld aan een collega of aan je baas en bel daarna terug met het antwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide