De was sorteren

Jeugdvoorziening
- Werken in de jeugdzorg (alleen) 
-Zelfstandig wonen en de was (2-tallen) 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Jeugdvoorziening
- Werken in de jeugdzorg (alleen) 
-Zelfstandig wonen en de was (2-tallen) 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:30
Wat weet je over de
was sorteren?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Zet de volgende handelingen in de goede volgorde.
Stap 1: De was voorbereiden, onder andere zakken controleren.
Stap 2: Temperatuur en wasprogramma kiezen.
Stap 3: Wasmiddel kiezen.
Stap 4: De was drogen.
Stap 5: De was in de wasmachine doen.
Stap 6: De was sorteren, bijvoorbeeld op kleur.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Bij welke was behoort een rood T-shirt?
A
Bij de witte was.
B
Bij de donkerbontewas.
C
Bij de lichtbontewas.
D
Bij de rode was.

Slide 8 - Quizvraag

Kan ik een broek of een trui warmer wassen dan dat aangegeven is op het etiket? Waarom wel of waarom niet? Leg uit.

Slide 9 - Open vraag

Bij welke was behoort een licht roze T-shirt?
A
Bij de witte was.
B
Bij de donkerbontewas.
C
Bij de lichtbontewas.

Slide 10 - Quizvraag

Wat kan er gebeuren als je (per ongeluk) een donkerrood T-shirt bij de witte was stopt?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Niek is vanmiddag met zijn vriendjes gaan voetballen in het park. Tijdens het voetballen is Niek een aantal keer gevallen op het gras, waardoor er vlekken in zijn broek zitten. Zijn moeder vind 's avonds de broek in de wasmand.
Hoe moet de moeder van Niek de broek wassen? Leg uit.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Waarom is een zwaar beladen wasmachine niet goed?
A
Te veel was in de wasmachine zorgt ervoor dat de was gaat 'zweven'. Hierdoor wordt het wasgoed niet goed schoon.
B
Te veel was in de wasmachine zorgt ervoor dat de trommel niet goed in beweging kan komen. De was wordt als nog wel schoon.
C
Te veel was in de wasmachine zorgt ervoor dat de was niet schoon wordt. Er is te weinig beweging in de trommel, waardoor het wasmiddel zijn werking niet goed uit kan voeren.
D
Te veel was in de wasmachine zorgt ervoor dat de wasmachine beter zijn werking kan doen.

Slide 15 - Quizvraag

De volgende stelling luidt:

Te weinig was in de wasmachine betekent dat het wasgoed beter schoon wordt.
Is de stelling waar of niet waar? Leg uit.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide


Lieke is de was aan het sorteren. Ze maakt een sorteerstapel met pastel kleurige kleding. Tijdens het sorteren let ze op de aandachtspunten en kijkt ze naar de etiketten.
Welk wasmiddel moet Lieke gebruiken? Leg uit.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Feedback.
Wat vonden jullie van deze les?
Tips/tops?

Slide 20 - Open vraag


Zet flexuren in mocht je nog extra uitleg nodig zijn of vragen hebt. 

Slide 21 - Tekstslide

Het telefoongesprek
Als je telefoneert, kan de ander je wel horen maar niet zien. Alle communicatie gebeurt via je stem. Je stem is dus erg belangrijk. Sommige mensen hebben van nature een prettige telefoonstem. Als je deze niet hebt, zul je extra moeten letten op je intonatie. Intonatie is het spreken met verschillende toonhoogtes in je stem. Aan het eind van een vraag gaat je stem bijvoorbeeld omhoog. Maar intonatie is ook klemtoon leggen op woorden die belangrijk zijn in een zin. Let bijvoorbeeld op het verschil in deze zinnen:
Nee, ik wil morgen naar de wínkel.
Nee, ik wil mórgen naar de winkel.
Als je met een goede intonatie spreekt, klinkt je stem vriendelijker en levendiger, maar ook duidelijker.

Slide 22 - Tekstslide

Het telefoongesprek
Als je telefoneert, kan de ander je wel horen maar niet zien. Alle communicatie gebeurt via je stem. Je stem is dus erg belangrijk. Sommige mensen hebben van nature een prettige telefoonstem. Als je deze niet hebt, zul je extra moeten letten op je intonatie. Intonatie is het spreken met verschillende toonhoogtes in je stem. Aan het eind van een vraag gaat je stem bijvoorbeeld omhoog. Maar intonatie is ook klemtoon leggen op woorden die belangrijk zijn in een zin. Let bijvoorbeeld op het verschil in deze zinnen:
Nee, ik wil morgen naar de wínkel.
Nee, ik wil mórgen naar de winkel.
Als je met een goede intonatie spreekt, klinkt je stem vriendelijker en levendiger, maar ook duidelijker.

Slide 23 - Tekstslide

Het gesprek
Voor de inhoud van het gesprek zijn er regels waar je op moet letten:
Noem bij de opening van het gesprek de naam van de instelling waar je werkt.
Zeg: ‘Goedemorgen’ of ‘Goedemiddag’ en noem daarna luid en duidelijk je naam.
  • Let op goede omgangsvormen. Zeg niet zomaar ‘je’ of ‘jij’ tegen de ander. Bij een zakelijk gesprek, zeg je ‘u’. Blijf altijd beleefd!
  • Luister goed naar de ander en herhaal eventueel wat de ander gezegd heeft om te checken of je het goed hebt gehoord.
  • Als de ander een vraag stelt waar je op dat moment geen antwoord hebt, kun je het beste zeggen dat je op dit moment geen antwoord hebt. Leg uit dat je het antwoord gaat uitzoeken voor de ander en dat je zo snel mogelijk terug zult bellen met het antwoord. Je noteert de naam en het telefoonnummer van de ander en je noteert de vraag.
  • Zorg dat je je belofte ook echt nakomt! Zoek het antwoord op de vraag, vraag het bijvoorbeeld aan een collega of aan je baas en bel daarna terug met het antwoord.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Het telefoongesprek
Als je telefoneert, kan de ander je wel horen maar niet zien. Alle communicatie gebeurt via je stem. Je stem is dus erg belangrijk. Sommige mensen hebben van nature een prettige telefoonstem. Als je deze niet hebt, zul je extra moeten letten op je intonatie. Intonatie is het spreken met verschillende toonhoogtes in je stem. Aan het eind van een vraag gaat je stem bijvoorbeeld omhoog. Maar intonatie is ook klemtoon leggen op woorden die belangrijk zijn in een zin. Let bijvoorbeeld op het verschil in deze zinnen:
Nee, ik wil morgen naar de wínkel.
Nee, ik wil mórgen naar de winkel.
Als je met een goede intonatie spreekt, klinkt je stem vriendelijker en levendiger, maar ook duidelijker.

Slide 26 - Tekstslide

Het gesprek
Voor de inhoud van het gesprek zijn er regels waar je op moet letten:
Noem bij de opening van het gesprek de naam van de instelling waar je werkt.
Zeg: ‘Goedemorgen’ of ‘Goedemiddag’ en noem daarna luid en duidelijk je naam.
  • Let op goede omgangsvormen. Zeg niet zomaar ‘je’ of ‘jij’ tegen de ander. Bij een zakelijk gesprek, zeg je ‘u’. Blijf altijd beleefd!
  • Luister goed naar de ander en herhaal eventueel wat de ander gezegd heeft om te checken of je het goed hebt gehoord.
  • Als de ander een vraag stelt waar je op dat moment geen antwoord hebt, kun je het beste zeggen dat je op dit moment geen antwoord hebt. Leg uit dat je het antwoord gaat uitzoeken voor de ander en dat je zo snel mogelijk terug zult bellen met het antwoord. Je noteert de naam en het telefoonnummer van de ander en je noteert de vraag.
  • Zorg dat je je belofte ook echt nakomt! Zoek het antwoord op de vraag, vraag het bijvoorbeeld aan een collega of aan je baas en bel daarna terug met het antwoord.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide