Oefenvragen H3 en H5

Als je een product ruilt tegen geld dan is er sprake van:
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Geld als rekenmiddel
D
Geld als spaarmiddel
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Als je een product ruilt tegen geld dan is er sprake van:
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Geld als rekenmiddel
D
Geld als spaarmiddel

Slide 1 - Quizvraag

Rojin gaat op zoek naar een nieuwe telefoon en ziet dat een iPhone nu €800 kost. Hier is geld:
A
Een rekenmiddel
B
Een ruilmiddel
C
Een betaalmiddel
D
Een spaarmiddel

Slide 2 - Quizvraag

Geld op je betaalrekening is:

Slide 3 - Open vraag

Demi heeft €24,51 creditsaldo. Ze krijgt €9 en betaalt €50. Wat is haar nieuwe saldo?
A
€16,49 creditsaldo
B
€65,51 creditsaldo
C
€65,51 debetsaldo
D
€16,49 debetsaldo

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noem je de redenen om te sparen?

Slide 5 - Open vraag

Hidde heeft €6000 geleend. Hij betaalt totaal €6500. Hoe noemen we dat bedrag wat hij meer betaalt?
A
Kredietkosten
B
Lenersbijdrage
C
Consumptief krediet

Slide 6 - Quizvraag

Thom heeft een betaalt zijn lening elke maand met een vast bedrag terug. Hoe heet dit?
A
Doorlopend krediet
B
Salariskrediet
C
Persoonlijke lening

Slide 7 - Quizvraag

Waarin staan de arbeidsvoorwaarden voor iedereen in een bepaalde bedrijfstak?

Slide 8 - Open vraag

Welke wet geeft regels voor werk- en rusttijden?

Slide 9 - Open vraag

Bij deze ondernemingsvorm ben je privé niet aansprakelijk en kan iedereen voor een stukje eigenaar worden:
A
NV
B
BV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 10 - Quizvraag

Welke hoort er niet bij?
A
Politie
B
Leraren
C
Artsen/Dokters
D
Boeren

Slide 11 - Quizvraag

Alle werkenden en werklozen horen bij de:

Slide 12 - Open vraag

Welke werkloosheid bestaat niet?
A
Frictiewerkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Conjuncturele werkloosheid
D
Internationale werkloosheid

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel uur werk je minimaal per week als je fulltime werkt?

Slide 14 - Open vraag

Bedrijven verplaatsen hun fabrieken naar China. Dit is:
A
Regionale werkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 15 - Quizvraag

Het salaris wat op je rekening wordt gestort, is je:

Slide 16 - Open vraag

Van wie komt de vraag naar arbeid?
A
Werkgevers
B
Werknemers
C
Werklozen

Slide 17 - Quizvraag