bijvoeglijk naamwoord

• Okan
• Secundair onderwijs

het bijvoeglijk naamwoord

goed / slecht

mooi / lelijk

lekker / vies

veel / weinig

moeilijk / gemakkelijk

goed of slecht weer

een mooi of een lelijk huis

een lekkere of een vieze wafel

veel of weinig vakantie

moeilijke of gemakkelijke grammatica

met of zonder -e?

DE-WOORD: +E
de sterke jongen, een sterke jongen

de sterke jongens, sterke jongens

HET-WOORD: +E, behalve met "een"
het sterke meisje, een sterk meisje

de sterke meisjes, sterke meisjes

de ... dag

1. leuk
2. leuke

de ... schoenen

1. nieuw
2. nieuwe

een ... tafel
(de tafel)

1. rond
2. ronde

... oefeningen
(de oefening)

1. gemakkelijk
2. gemakkelijke

het ... vak

1. interessant
2. interessante

de ... broodjes
(het broodje)

1. lekker
2. lekkere

een ... bos
(het bos)

1. groen
2. groene

... dorpen
(het dorp)

1. klein
2. kleine

een ... examen
(het examen)

1. moeilijk
2. moeilijke

een ... gebouw
(het gebouw)

1. lelijk
2. lelijke

een ... nacht
(de nacht)

1. koud
2. koude

spelling

verenkelen

groot -> grote

geel -> gele

verdubbelen

wit -> witte

snel -> snelle

Het (gek) kind loopt over het strand.

De (snel) trein brengt me naar Lier.

Het (dik) boek is heel interessant.

De (laag) stoel zit niet goed.

De (lief) meneer helpt me.

De (duur) ring is heel mooi.

De (boos) man roept luid.

Er staan veel (hoog) bomen in het park.

Ik vind je (rood) trui mooi!

Ik hou van (geel) bloemen.

In Griekenland
staan (wit) huizen.